Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Krygsbedryven in Overyssel en in Friesland.Doch Friesland werdt, in den Herfst, gelukkiglyk tot de Oostenryksche zyde overgebragt. Bisschop Filips, nog met de Overysselsche onlusten belemmerd, hadt, by den Keizer, in 't voorjaar, en naderhand by de Landvoogdes, zo lang om onderstand aangehouden, dat 'er, eindelyk, vyftienhonderd man, onder Juriaan Schenk, Heere van Tautenburg, uit Holland naar Overyssel, werdt overgescheept; die, by Hasselt geland, de sterkte Korfhuizen bemagtigden, en in Bloeimaand, 't beleg voor Geelmuiden sloegen; 't welk zy egter, eerlang, met merkelyk verlies, moesten opbreekenGa naar voetnoot(s). Hier liep het, derhalven, den Oostenrykschen nog tegen. In Friesland, diende 't geluk hun beter. De Burgery te Sneek ontweldigde den Gelderschen de Sleutels der poorten, en veranderde de Wethouderschap. Jenke Douwema, Sikko Galama en eenige andere Friesche Edelluiden, met de Oostenrykschen, wegens Friesland, in onderhandeling getreden zynde, staken, in Zomermaand, met eenig Volk onder Schenk, uit Westfriesland af, landden by Staveren, en bemagtigden de Stad. Schenk deedt toen de Staaten des Lands beschryven, en na eenige onderhandelingen | |
[pagina 443]
| |
kwam men overeen ‘dat de Graaven van Holland, voortaan, uit 's Keizers en 's Ryks naam, Friesland beheeren zouden; doch de Staaten egter de magt hebben, om een' Potestaat te kiezen, gelyk van ouds; die, nevens twaalf der voornaamsten, de Regeering zou waarneemen.’ Koeverden ondertusschen door de Gelderschen bemagtigd zynde, slooten de Overysselschen een Vermand niet Hertoge Karel, waarby zy beloofden, den Bisschop van Utrecht niet tegen de Gelderschen te zullen helpenGa naar voetnoot(t) |
|