Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijOnlusten in Overyssel.De Bisschoppen van Utrecht hadden, van ouds, eenen tol te Kampen gehad, die al voorlang aan de Stad verkogt was, en sedert door dezelve geheeven werdt. Een slegt Stroomtje, de Vogt, en daarna het Zwarte Water genoemd, bespoelde, oudtyds, de Stad Zwol; doch was, eerst sedert eenige jaaren, door het ontvangen van een' grooten overvloed van water uit de naaste veenen, zo wyd en diep geworden, dat het maatige schepen voeren kon. Van toen af, hadden de Koopluiden, om den Kampertol te ontgaan, hunne waaren, over Zwol, naar en van de Zuiderzee beginnen te voeren, waardoor die van Kampen geene kleine afbreuk leeden. De Regeering van Kampen, hierover te onvrede, beweerde, dat men haar, in haar oud regt, te kort deedt, en stelde een' nieuwen tol aan 't Zwarte Water op. Zwol kantte zig hier tegen. 't Geschil borst, eerlang, tot zulk eene hevigheid uit, dat men elkanders Schepen en goederen aantastte. Bisschop Filips stelde al zyn vermogen in 't werk, om den twist, door vriendelyke tusschenspraak, by te leggen. De Keizer zelf zondt François Cobel, Raad van Holland, ten zelfden einde, aan de Steden af. Doch alles was vrugteloos. In deezen staat der zaaken, liet Hertog Karel die van Zwol aanzoeken, om hem voor Beschermer te ontvangen; waartoe zy, in Hooimaand, beslootenGa naar voetnoot(e). | |
[pagina 438]
| |
Hier uit ontstondt een oorlog in Overyssel. De Bisschop was genoodzaakt, zyn Krygsvolk en Oorlogstuig, te water, over Hoorn, derwaards te voerenGa naar voetnoot(f), 't welk veel tyds spilde. De Hertog van Gelder voerde, daarentegen, den Kryg met zo veel voorspoed, dat hy de Overysselschen, in Wynmaand des jaars 1522, noodzaakte tot een Verdrag, waarby zy hem meester lieten van de Plaatsen, die hy reeds inhadt, en beloofden, na 't afsterven van Filips, geenen Bisschop te zullen erkennen, dan die zwoer met de Gelderschen in vrede te zullen leevenGa naar voetnoot(g). |
|