Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. Margareet van Oostenryk wordt in Landvoogdye der Nederlanden bevestigd. De Keizer stelt orde op 't Landbestier.In 't doortrekken der Nederlanden, hadt de Landvoogdes Margareet den Keizer verslag gedaan van den Staat des Lands, waarop hy haar, by eenen Brief, den negentienden van Wynmaand, te Maastricht, getekend, in de Landvoogdye bevestigde; voegende haar een zeker getal van geheime Raaden toe, aan 't hoofd van welken, de Bisschoppen van Luik en van Utrecht genoemd worden. Ten zelfden tyde, stelde hy orde op de Regeeringe der Nederlanden. ‘De Landvoogdes kreeg magt, om de Staaten, naar haar welgevallen, ter Dagvaart te beschryven. Den Staaten werdt bevolen, om zig, wegens byzondere zo wel als algemeene zaaken, tot haar te vervoegen. De groote Raad van Mechelen en de andere Geregtshoven der byzondere Landschappen, met naame ook het Hof van Holland, werden aan de Landvoogdes en den geheimen Raad onderworpen, en kreegen verbod, om voortaan Brieven van gunst, kwytschelding, vrygeleide, of eenige diergelyken te verleenen: 't welk men, met reden, als eene merkelyke verkorting van de aloude Voorregten deezer Geregtshoven aanmerken mogt. Doch de Keizer was niet van zins te gedoogen, dat 's Lands Privilegien, tegen zyne Ordonnantien, gelden zouden. Zelfs gaf hy, eenigen tyd hiernaGa naar voetnoot(5), aan 't Hof van Holland bevel, om de Privi- | |
[pagina 424]
| |
legien, op welken men zig, tegen zyne Ordonnantien, beriep, weg te neemen of geheellyk te vernietigenGa naar voetnoot(g). ‘Over de vier Keizerlyke Kompagnien, groot tweehonderd mannen van wapenen, en over het Volk van oorloge, welk men, in 't vervolg, zou mogen in soldye neemen, werdt de Graaf van Nassau, Stadhouder van Holland, tot Kapitein generaal gesteld. En aan dit Volk werdt uitdrukkelyk gebooden, den Landzaaten geenen overlast te doen; maar zig, met hunne Soldye, voor welker betaaling men goede zorg zou draagen, te vrede te houden. Eindelyk, kreegen alle Landzaaten, by deeze gelegenheid, bevel, om geene vyandlykheden tegen iemant te beginnen, dan met goedvinden der Landvoogdesse en der Staaten. In geval, zy door iemant aangevallen werden, verzekerde de Keizer hen van zyne hulpe, en van die des Konings van Engeland en andere nabuurige MogendhedenGa naar voetnoot(h).’ Waarschynlyk, zag dit laatste inzonderheid op de Gelderschen, met welken men 't Bestand wilde onderhouden hebben, om den Koning van Frankryk geene reden te geeven van hen, tegen de Oostenrykschen, te ondersteunen. Ondertusschen vindt men, dat de Gelderschen, van hunnen kant, omtrent deezen tyd, 't Bestand geschonden, en de Stede Nieuwpoort in Holland wederom verrast, geplonderd en in brand gesteken hebbenGa naar voetnoot(i). |
|