Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. Bestand met Gelder verlengd.'t Jongste Bestand met de Gelderschen, dat zo kwalyk gehouden was, werdt, op den vierentwintigsten van Sprokkelmaand des jaars 1519, voor nog een of twee jaaren, verlengd.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(v). Weinige dagen te vooren, was Hertog Karel van Gelder in de Egt getreeden met Elizabet, Hertoginne van LunenburgGa naar voetnoot(w). 't Bestand werdt egter, al wederom, ter Zee, slegt onderhouden: ook van de Oostenryksche zyde, die gedoogde, dat zekere Bredenbach de vaart der Gelderschen bekommerde. Hy hadt het ongeluk van aan de Geldersche of Friesche Kust te stranden, alwaar hy gevat, en sedert, te Slooten, met de galg, gestraft werdtGa naar voetnoot(x). De Gelderschen bleeven, dit jaar, den Oostenrykschen niet schuldig, met stroopen langs de Zuiderzee, schoon Groote Pier, te Sneek, een stil leeven, voor 't gewoel des oorlogs, verkooren hadtGa naar voetnoot(y). Doch 't schynt, dat de wederzydsche vyandlykheden van zo weinig gevolg geweest zyn, dat men 'er zeer weinig van aangetekend vindt. In Holland, waren de Staaten, al in Sprokkelmaand, beschreeven geweest, om middelen te beraamen, tot bescherminge der Landen. De Edelen sloegen voor, eenige Schepen in Zee te brengen, en daartoe twaalfhonderd Bootsgezellen aan te neemen. Haarlem, Amsterdam, Alkmaar, | |
[pagina 421]
| |
Hoorn, Enkhuizen, Edam, Purmerende en Grootebroek bewilligden in den voorslag der Edelen. Doch Dordrecht, Delft, Leiden en Gouda verklaarden zig ongelastGa naar voetnoot(z). Evenwel meen ik, dat zy, naderhand, ook met de andere Leden overeen gekomen zyn. 't Bootsvolk werdt, in Amsterdam, Waterland en elders, geworven, door den Heere van Wassenaar, wien 't Hof van Holland den Raadsheer, Meester François Coebel, hadt toegevoegdGa naar voetnoot(a). Doch my is niet gebleeken, dat 'er, met deeze toerusting, iet van belang werdt uitgerigt. |
|