Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII. Karel van Gelder beoorloogt den Bisschop van Utrecht, in Overyssel.Het Bestand tusschen de Deenen en de Oosterlingen veroorzaakte, aan de eene zyde, dat de Scheepvaart naar de Oostzee wederom veilig geschieden kon; doch het gaf, aan de andere, Hertoge Karel van Gelder gelegenheid, om nieuwe vyandlykheden te onderneemen. Tweeduizend Knegten, door den Koning van Deenemarke, afgedankt, booden hem hunnen dienst aan, en ondernamen, op zyn bevel, eenen aanslag op Kampen, eene Stigtsche Stad. Karel was, sedert eenigen tyd, in geschil geraakt met Fredrik, Bisschop van Utrecht, over de Sloten te Renoi en in de Kuinder: op welken zy beide beweerden regt te hebben. De twist was tot daadelykheid uitgeborsten; doch, sedert, in schyn, bygelegd. Karel bediende zig nu van de Deensche Knegten, om de vyandlykheden in 't Overstigt, op nieuws, te beginnen. De Kampers egter, gewaarschuwd, verrasten de Deenen, en namen de voornaam- | |
[pagina 364]
| |
sten gevangen, die sedert ter dood gebragt werden. De Hertog van Gelder, zig hierdoor gehoond rekenende, viel in Overyssel, en bemagtigde Diepenheim, Goor en Oldenzeel. Doch deeze Plaatsen vielen den Bisschop, die een aanzienlyk Leger byeen gebragt hadt, eerlang wederom in handen: en tegen den Winter, werdt 'er, op nieuws, een Bestand of Vrede tusschen den Bisschop en den Hertog getroffenGa naar voetnoot(y). |
|