Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijPouderoyen, door de Oostenrykschen gewonen.Het Beleg van 't Slot Pouderoyen, welk men, in 't jaar 1507, hadt moeten opbreeken, werdt, in 't volgend jaar, wederom hervat. De Hollandsche Steden, Haarlem, Delft, Leiden en Amsterdam, die haare stem niet tot het eerste beleg hadden willen geeven, en niets tot de kosten draagen, trokken nu ééneGa naar margenoot+ lyn met de Zuidhollandsche Steden, Dordrecht, Gouda en GorinchemGa naar voetnoot(f). Rudolf van Anholt, in 't voorjaar, een Leger, te 's Hertogenbosch, byeen gebragt hebbende, sneedt der bezetting, van alle kanten, den toevoer af, noodzaakende haar eindelyk, na 't ontydig afsterven van den dapperen Sneeuwind of Zuidewind, haaren Slotvoogd, tot de over- | |
[pagina 358]
| |
gaaveGa naar voetnoot(g). Anholt trok toen voor Weesp, verzeld van eene bende Waalen, door zekerenGa naar margenoot+ Emri of Emeri, geleid, en van Floris van Ysselstein, die zig te Naarden nedersloeg. Anholt lag by de Geinbrugge: de Waalen te Muiderberg. 't Beleg werdt tot in den aanvang des volgenden jaars voortgezet. De Ingezetenen werden, terwyl het duurde, door gebrek aan spyze en drank, schier op het uiterste gebragt. Een Hoofdman der bezetting tradt met de Amsterdammers in onderhandeling, om hun de Stad te leveren. Doch twee Monniken, van Amsterdam, met eenen Brief, naar Weesp gezonden, werden gevat, en daar door 't verraad ontdekt. De Hoofdman, geduurende de onderhandeling, ziek geworden en gestorven zynde, werdt onder de galg begraaven. De Monniken, die, tot twee reizen toe, in een schuitje gezet waren, om in de Vegt verdronken te worden, behielden, ter naauwer nood, het leevenGa naar voetnoot(h). Weesp bleef belegerd, tot na het treffen van de Vrede, te Kameryk, welk eerst, in 't laatst van 't jaar, geschiedde. |
|