Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII. Margareet van Oostenryk wordt Land voogdes der Nederlanden.De Keizer Maximiliaan, door 's Lands Staaten, erkend voor Voogd over de Kinderen van zynen Zoon Filips, kon egter de Regeering des Lands thans niet in persoon komen waarneemen: waarom hy dezelve, in 't volgend jaar, opdroeg aan zyne Dogter, Margareet, die, in den ouderdom van zevenentwintig jaaren, reeds blyken van meer dan gemeene bekwaamheid gegeven hadt. ZyGa naar margenoot+ begaf zig, verzeld van de Keizerlyke Gemagtigden, Willem, Hertog van Gulik en Berg, en Sigismond Plouch, Deken der Lieve Vrouwe te Antwerpen, in Zomermaand, naar Dordrecht, alwaar de gemelde Gemagtigden, in den naam des Keizers, als Voogd van Prins Karel, den eed aan 's Lands Staaten deeden. Daarentegen namen deezen Margareet van Oostenryk, by plegtigen eede, voor Landvoogdesse aan. Na de inhuldiging, die, op den zeventienden van Zomermaand, geschied | |
[pagina 349]
| |
wasGa naar voetnoot(c), hielden 's Lands Staaten der Landvoogdesse eenige punten voor, welken zy gaarne, door haar, zouden bevestigd gezien hebben. Zy verzogten wederom, gelyk by deGa naar margenoot+ inhuldiging van Filips den IIGa naar voetnoot(d), dat de Steden haare Vroedschappen hebben mogten, om tot der Steden best te helpen raaden, en een dubbel getal, tot de verkiezing der jaarlyksche Wethouderschap, te benoemen. Doch de Landvoogdes antwoordde, dat zy geene magt hadt, om hieromtrent eenige verandering te maaken. Wyders begeerden de Staaten, dat de Ampten alleen aan Inboorlingen mogten gegeven worden; dat de Regterampten en het Griffiersampt van Holland niet mogen verpagt worden, en dat niemant twee Ampten te gelyk mogt bekleeden. Doch de Hertogin verklaarde, dat zy verpligt was, dit alles te laaten blyven, gelyk het, ten tyde van Koning Filips, geweest was. Men hieldt haar voor, dat Filips drie Rekenmeesters en eenen Deurwaarder der Rekenkamer van Holland aangesteld hadt, die geen van allen inboorlingen van Holland of Zeeland waren: 't welk met 's Lands voorregten streedt. Zy antwoordde, dat zy deeze voorregten wel wilde laaten onderzoeken; doch ondertusschen geene Amptenaars afzetten kon, welken zy zelve niet hadt aangesteld. Nog verzogt men haar, dat Stadhouder en Raade geen beroep mogten aanneemen, noch de uitvoering beletten, van Vonnissen der laage Regtbanken, tot honderd | |
[pagina 350]
| |
Kroonen of daar beneden: waarop zy beloofde, te zullen doen letten. Ook stondt zy, op verzoek der Staaten, toe, dat men geene Brieven van Schâverhaaling ter uitvoering leggen zou dan by kennis, niet alleen, gelyk ten tyde van Filips, van Stadhouder en Raaden, maar ook van de Staaten van Holland. De Staaten hadden, eindelyk, ook verzogt, dat de Leenmannen niet verpligt mogten worden te dienen, dan tot op de grenzen des Lands, en ten redelyken koste der Graaflykheid. Doch de Landvoogdes antwoordde alleenlyk, dat men zig, hierin, aan de oude gewoonte houden zouGa naar voetnoot(e). De Staaten, die, om Margareet tot het verleenen van eenige gunstige voorregten te beweegen, terstond toegestaan hadden, dat de Beden, die, sedert eenige jaaren, waren opgebragt, voortaan nog jaarlyks zouden betaald wordenGa naar voetnoot(f), bespeurden haast, dat 'er van haar niet veel te verwagten zou zyn. Ook hadden de Keizerlyke Gemagtigden geene andere Voorregten willen bezweeren, dan die, door den Koning van Kastilie, door zynen Grootvader en Overgrootvader, en door derzelver Voorzaaten, gegeven waren. Al het welk duidelyk deedt zien, dat men zig, van 's Graaven zyde, niet dagt te houden, aan het Groot-Privilegie van Vrouwe Maria; en, buiten twyfel, even zo weinig, aan verscheiden' andere Privilegien, in vroeger' tyden verleend. | |
[pagina 351]
| |
Margareet, in Holland ingehuldigd zynde, werdt, omtrent deezen tyd, ook in Zeeland, en in de andere Nederlanden, voor Landvoogdesse, erkend. |
|