Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijBestand tusschen Filips en Karel van Gelder.In deezen staat der zaaken, zou Filips, met weinige moeite, gantsch Gelderland hebben konnen bemagtigen, indien hy zyne overwinningen vervolgd hadt. Doch de Spaansche reis lag hem te zeer in 't hoofd, en deedt hem luisteren naar voorslagen van een Bestand, welk, door den Bisschop van Utrecht en eenige anderen, bemiddeld werdt. Karel, beslooten hebbende, zig op 't diepst te vernederen, om Filips te eer, tot het maaken van een redelyk verdrag, te beweegen, begaf zig, op 's Konings vrygeleide, naar de Legerplaats, te Roozendaal, alwaar hy, Filips te voet vallende, om eene billyke Vrede smeekteGa naar voetnoot(t). Filips bejegende hem vriendelyk, en, zelf naar een Verdrag haakende, liet hy zig ligtelyk overhaalen, tot het tekenen van een Bestand voor twee jaaren: ‘binnen welken tyd, het geschil over het Regt op het Hertogdom Gelder en het Graafschap Zutfen, door goede mannen, afgedaan zou worden. Filips zou zyn Leger terstond uit Gelderland trekken; doch de Steden en Vastigheden, welken hy ingenomen hadt, blyven behouden. Karel zou Filips, tegen alle zyne vyanden, dienen: ook den Koning, op de reize naar Spanje, verzellen, en daar voor drieduizend goudguldens ontvangen.’ Bommel, dat tot hier toe bele- | |
[pagina 331]
| |
gerd geweest was, werdt, ook in gevolge van dit verdrag, den Koning van Kastilie ingeruimdGa naar voetnoot(u). Het was op den zevenentwintigsten van Hooimaand gedagtekendGa naar voetnoot(v). Kort hierna, verliet Filips Gelderland, over welk Hertogdom, hy Henrik van Nassau, Heer van Breda, wiens Vader, Engelbert, onlangs, overleeden was, tot Stadhouder aanstelde. Hy keerde eerlang naar Brabant, verzeld van Hertoge Karel, die, de beloofde de drieduizend goudguldens tot zyne Spaansche reize, te Antwerpen, ontvangen hebbende, desonaangezien, heimelyk en vermomd, de Stad verliet, en spoorslags naar Gelderland te rug rendeGa naar voetnoot(w). Filips bespeurde, te laat, dat hy door Karel misleid was, en was, met reden, bekommerd, dat hy, in zyn afzyn, nieuwe beroerte in Gelderland verwekken zou. Doch hy vondt niet geraaden, de Spaansche reis langer te verschuiven, dan tot na de herstelling zyner Gemaalinne, die, op den zeventienden van Herfstmaand, van eene Dogter, Maria genaamd, verlost was. |
|