Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI. De Geldersche Kryg wordt heviger voortgezet, dan te vooren.Geduurende de uitlandigheid van Filips, waren de vyandlykheden in Gelderland wederom begonnen: waarom hy, aangespoord, zo men agt, door den KeizerGa naar voetnoot(x), op zyne terug komst, besloot, den Kryg tegen de Gelderschen, met meer nadruk dan tot nog toe geschied was, door te zetten. Gelderland trok thans veel voordeels van den handel op en over Holland, vanwaar deeze Landstreek van veelerlei behoeften voorzien werdt. Deeze handel was, onaangezien de voorige oneenigheden, tot hier toe, ongestremd gebleeven. Doch Filips besloot nu, om de Gelderschen het te benaauwen, allen handel met hen,Ga naar margenoot+ in Holland, te verbieden. Dit verbod werdt, in den aanvang des volgenden jaars, onder anderen te Amsterdam, openlyk afgekondigd. Te gelyk deedt hy hier, te Hoorn, te Enkhuizen, en te Edam, eenige Oorlogschepen uitrusten, om, onder bevel van Pieter van Leeuwaarden, de Zuiderzee voor de Gelderschen onveilig te houden. Midlerwyl hadt hy ook Heirvaart doen beschryven, en te 's Her- | |
[pagina 323]
| |
togenbosch een Leger verzameld, welk, drieduizend man sterk, onder beleid van Kornelis, Heere van Zevenbergen, Fredrik, Heere van Ysselstein, en eenige anderen, eerst in den Herfst, over de Maaze trok, en in Gelderland viel. Vooraf, hadt Filips Karel van Egmond, dus noemde men hier den Hertog van Gelder, door eenen Heraut, den oorlog verklaard, en Brieven naar Gelderland gezonden, om de Landzaaten tot onderwerping te vermaanen. Zyn Leger bemagtigde alleenlyk eenige Sloten, en trok, nog voor den Winter, over de Maaze te rug. Vyftienhonderd man, onder beleid van Rudolf van Anholt, door den Keizer, herwaards gezonden, sloeg ondertusschen 't beleg voor Bommel. Robert van Aremberg liep, met de bezetting van Naarden, de Veluwe dagelyks af. De Gelderschen zaten niet stil. 't Land van Heusden en de Dordsche Waard werdt, door hen, geplonderd, of gebrandschatGa naar voetnoot(y). Woudrichem en 't Land van Altena, Margareet van Croi, Graavinne van Hoorne, Nigte van Hertoge Karel, toebehoorende, verkreeg van hem Brieven van VrywaaringeGa naar voetnoot(z). Doch 't gene 'er te lande voorviel was van klein belang, in vergelyking van den Scheepsstryd op de Zuiderzee.Ga naar margenoot+ De Gelderschen hadden eene Vloot te Harderwyk uitgerust, die, laat in 't najaar, met zevenhonderd man, van land stak: met voorneemen, om Edam of Monnikendam te verrassen. De Hollanders, kennis van hun- | |
[pagina 324]
| |
nen toeleg gekreegen hebbende, waren op hunne hoede. De Gelderschen, met het aanbreeken van den dag, Monnikendam genaderd zynde, zagen zig, onverhoeds, omringd van eene ontelbaare menigte van Koggen, en eenige groote Oorlogschepen: terwyl de stranden met gewapende manschap bezet stonden. Scherp was 't gevegt van wederzyde. Doch de Gelderschen schooten te kort. Zy lieten 'er honderd en dertig gevangenen, en bedienden zig van eenen gunstigen wind, om naar Harderwyk te rug te keerenGa naar voetnoot(a). |
|