Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijHy wordt in Holland en in Zeeland gehuldigd.Sedert begaf hy zig naar Geertruidenberg: alwaar de Staaten van Holland, in merkelyken getale, byeen gekomen waren. De inhuldiging geschiedde hier, in een benedenvertrek van de Herberg den Wildeman, op den twaalfden van Wintermaand. Vooraf, deedt Filips den Staaten, door den President van den Raad des Roomsch-Konings, Thomas de Plaine, Heere van Maigni, aanzeggen ‘dat hy daar gekomen was, om gehuld en ontvangen te worden, als erfagtig en natuurlyk Prins en Heer, Graave van Holland en Heere van Friesland: dat hy gezind was, de Privilegien, door Filips en Karel van Bourgondie en derzelver voorzaaten, den Landen verleend, te bezweeren; doch dat hy zulke Privilegien, als zy, na de dood van Hertoge Karel, mogten verkreegen hebben, van onwaarde hieldt, en te niet deedt: om zonderlinge redenen egter, den Steden Delft, Leiden, Gouda, Amsterdam, Rotterdam en Schiedam vergunnende, haare Vroedschappen te kiezen, op gelyken voet, als zy, sedert de dood van Hertoge Karel, gedaan hadden: egter niet langer, dan tot dat hy vyfentwintig jaaren bereikt zou hebben.’ Hier voegde hy by ‘dat hy den Landen kwytschelding verleenen wilde van 't gene zy Hertoge Karel schuldig gebleeven waren; hen te gelyk ontslaande van den eed, dien zy den Roomsch-Koning, Maximiliaan, als zynen Vader en Momboir, te vooren gedaan hadden. Eindelyk deedt | |
[pagina 296]
| |
hy zeggen ‘dat hy niet ongenegen was, den Landen, na dat de inhuldiging, op den gemelden voet, geschied zou zyn, eenige nieuwe Voorregten toe te staan, mids dat dezelven niet met zyne Hoogheid streeden.’ De Staaten, hierop, eenpaariglyk beslooten hebbende den jongen Filips, onder de gemelde voorwaarden, voor Graave aan te neemen; deedt hy eerst, en daar na de Staaten den gewoonlyken eedGa naar voetnoot(q). In Zeeland, geschiedde de inhuldiging, kort hier na, te ReimerswaaleGa naar voetnoot(r). De Landzaaten, die, gedeeltelyk ten minsten, tot hiertoe, hunnen Graave, met ongenoegen, onder de voogdyschap zyns Vaders, gezien hadden, verheugden zig nu, dat hy zelf de Regeering aanvaardde. De binnenlandsche twisten hielden allengkskens op, en de handel en neeringen begonden wederom te bloeien, als te voorenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(s). Omtrent een jaar laaterGa naar voetnoot(3), verleende Filips, volgens zyne belofte, by de inhuldiging gedaan, den Lande van Holland eenige Voorregten; doch zulke uitgebreiden niet, als de Staaten hem verzogt hadden. Men zouGa naar margenoot+ gaarne gezien hebben, dat elke Stad haare Vroedschap hadt mogen hebben, en een dubbel getal noemen, uit welk, de Stadhouder en Raaden de Wethouders, jaarlyks, kiezen zouden konnen. Doch dit voorredt werdt, ook overeenkomstig met de belofte by de in- | |
[pagina 297]
| |
huldiging, alleenlyk vergund aan de zes Steden, Delft, Leiden, Gouda, Amsterdam, Rotterdam en Schiedam, en niet langer dan tot de Graaf vyfentwintig jaaren bereikt zou hebben. Tot zo lang alleen, beloofde hy ook, geene Ampten aan vreemdelingen te zullen geeven. Insgelyks, wilde hy zig niet langer verbinden, om geene Brieven vanGa naar margenoot* Schâverhaaling, binnen Holland, ter uitvoeringe te doen leggen, dan by raade van den Stadhouder en Raaden. De Staaten hadden begeerd, dat zy 'er zelven op gehoord mogten worden. Op hun verzoek, stondt hy egter ten volle toe, niet te zullen munten, noch de munt te zullen op- of afzetten, ook geene nieuwe Tollen te zullen opstellen, dan met toestemminge van 's Lands Staaten. Wyders werdt den Staaten Oktrooi beloofd, om ommeslagen te mogen doen, tot aflossing hunner schulden. Eenige agterstallen werden hun kwytgescholden: 't welk de Graaf ook, by zyne inhuldiging, beloofd hadt te zullen doen. De Staaten hadden nog eenige andere punten begeerd; doch de Graaf wilde 'er niet, of niet dan met bepaalinge, in bewilligenGa naar voetnoot(t). Wy moeten niet vreemd vinden, dat Dordrecht en Haarlem niet genoemd zyn, onder de Steden, die Vroedschappen hebben, en een dubbel getal, tot het kiezen der Wethouderschap, noemen mogten. Dordrecht was, reeds te vooren, kort na de inhuldiging van Graave Filips, voor den tyd van vyfentwintig jaaren, in dit voorregt, bevestigd | |
[pagina 298]
| |
gewordenGa naar voetnoot(u), en werdt, zo 't schynt, nu niet genoemd, om dat deeze Stad nog niet, gelyk de andere Steden, bewilligd hadt in de Bede, by 's Graaven blyde inkomst, gedaanGa naar voetnoot(v). Haarlem hadt zyne Voorregten, in 't jaar 1492, verbeurd, en nog niet wederom gekreegen. Eene der voornaamste redenen, wyders, waarom Filips de Handvesten van Vrouwe Maria, en met naame het Groot-Privilegie niet heeft willen bevestigen, schynt geweest te zyn, dat den Staaten, daarby, vryheid vergund was, om, naar welgevallen, vergaderingen te houden, welke vryheid Filips hieldt te stryden met zyne hoogheid. |
|