Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 272]
| |
neemen van verscheiden' Oostersche Schepen door die van Sluis, en andere rampen van deeze kommerlyken tyd hadden zulk eene groote duurte en gebrek van leevensmiddelen, hier te Lande, veroorzaakt, dat de schamele Gemeente langer niet van het eene brood aan het andere wist te komen. Een elf ponds brood, van twee deelen Garst en een deel Haver, gelyk toen veel in gebruik was, gebakken, moest, te Hoorn, drie Karels stuivers gelden: 't welk, voor veelen, niet te betaalen was. Men at, derhalven, op verscheiden' Plaatsen, reeds draf, raapzaadskoeken, en ander beestenvoedsel. De armoede nam alomme de overhand. Te Leiden, werden, ten deezen tyde, tienduizend behoeftigen opgeschreeven, aan welken, weekelyks, brood uitgedeeld werdt. Te Amsterdam, waren 'er nog meer. Te Hoorn, tweeduizend. En onaangezien de Landzaaten, in 't algemeen, zeer verarmd waren, werdt het Ruitergeld of Maandgeld, alle maanden, alomme, ten scherpsten ingevorderd. 't Verdroot, eindelyk, 't Gemeen, met naame de geringsten onder de Kennemers, Westfriezen en Waterlanders, zig dus langer, tot op het gebeente, te laaten uitmergelen. Ook hadden veelen zo lang gegeven, dat hun niets meer overschoot, en zy genoodzaakt werden, betaaling te weigeren. De Stadhouder, Jan van Egmond, dit hun onvermogen voor onwilligheidGa naar margenoot+ neemende, gaf zig, op den tienden van Grasmaand des jaars 1491, aan 't hoofd van eenige Knegten, op weg, om de Kennemers en de anderen, tot het opbrengen van 't Ruiter- | |
[pagina 273]
| |
geld, te dwingen. Maar naauwlyks hadt hy twee der weigerenden doen doodslaan, en eenen gevangen neemen, of de morrende menigteGa naar margenoot+ raakte, in de meeste Dorpen van Kennemerland en Westfriesland, op de been, greep de wapenen op, en rukte, aan hoopen, hier naar Alkmaar, daar naar Hoorn, om aanhang te werven. Overal riepenze, dat zy niet meer geeven konden, en zig liever dood vegten wilden, dan van honger sterven. Te Hoorn, bleef het by woordenGa naar voetnoot(b). Te Alkmaar, vielen die van Schagen in de eerste plaatsGa naar voetnoot(c), en voorts de andere Kennemers aan op het Huis van den Rentmeester Klaas Korf, die, door zyne schraapzugt, van welke wy reeds een merkwaardig staaltje vertoond hebbenGa naar voetnoot(d), boven anderen, in den gemeenen haat, geraakt was. In de eerste woede, werdt zyn Dienaar doodgeslaagen. Korf zelf was juist, tot zyn geluk, van huis. Voorts werdt, in zyne wooning, alles, wat men aantrof, geplonderd en vernield. De oproerigen, by welken zig ook veele Ingezetenen van Alkmaar voegden, groeiden dagelyks aan in getal: des Egmond zig genoodzaakt zag, het heffen van 't Ruitergeld, voor eenen tyd, te staaken. DeGa naar margenoot+ Stad Haarlem zondt, midlerwyl, eenige Gemagtigden naar Alkmaar, om de oproerigen, met goede woorden, tot bedaaren, te brengen. Men hieldt hun voor ‘dat zy, met reden, over de drukkende lasten klaagden, en verligting begeerden; doch dat deeze, | |
[pagina 274]
| |
niet door geweld, maar by vreedzaam verzoek, moest gevorderd worden. Dat men, ten dien einde, eene algemeene Dagvaart, in den Haage, beschreeven hadt, op welke hunne klagten gehoord, en hunne bezwaarnissen, naar billikheid, afgedaan konden worden. Dat zy zig, ondertusschen, van alle geweldenaaryen onthouden moesten, zo zy zig niet nog grooter schade, dan zy tot hier toe geleeden hadden, op den hals haalen wilden.’ Dit Vertoog vondt ingang. Men beloofde zig stil te houden, indien de Stadhouder den gevangen Huisman in vryheid stelde, gelyk terstond geschieddeGa naar voetnoot(e). Het Kaas- en Broods-Volk bleef egter te Alkmaar leggen, ten laste der Burgerye. |
|