Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Stadhouder Borselen wordt genoodzaakt Rotterdam te ruimen.Wolferd van Borselen, Heer van Veere en Stadhouder van Holland, hadt, om den loop deezer ongeregeldheden te stuiten, in de Vasten des jaars 1479, eene algemeene Dagvaart der Edelen en Steden te Rotterdam doen beschryven. Hy zelf kwam 'er binnen, met luttel gevolg. Doch de Baljuw der Stede, Jan van Reimerswaale, verneemende, dat 'er | |
[pagina 188]
| |
meer volks verwagt werdt, kreeg vermoeden, dat de Hoekschen, onder schyn van de Dagvaart, de Stad zouden zoeken te bemagtigen. Hy vergaderde derhalven de Schuttery, en hieldt de Afgevaardigden van Dordrecht, Gouda, en andere Hoeksche Steden buiten. Zelfs deedt hy den Stadhouder, toen over de maaltyd zittende, van tafel opstaan, en de Stad ruimen. Van dien tyd af, werdt de verbittering grooter tusschen den Stadhouder, die den Hoekschen gunstig was, en de Kabbeljaauwschen; die, vergeefs, by hem aanhielden, dat hy de verdreevenen van hunnen aanhang uit Dordrecht, Gouda, Schoonhoven en Oudewater; welke laatste Stad ook onlangs omgekeerd was, wederom in 't bezit hunner ampten en goederen herstellen zou. Omtrent midzomer deezes zelfden jaars, zag men de uitwerksels deezer verbittering, in denGa naar margenoot+ Haage. De Dienaars des Stadhouders, en die van eenige Kabbeljaauwsche Edelen, in eene Herberg, hebbende zitten drinken, waren, van verwyten en schelden, tot slaan en smyten gekomen. Dit een en andermaal gebeurd zynde, en de Valkeniers van Heere Wolferd, t'eenigen tyde, uit het Hof, met haakbussen en klovers, op de Kabbeljaauwschen geschooten hebbende, ontbooden deezen een goed deel Poorters, uit de Steden Haarlem, Delft, Leiden en Amsterdam, belegerden en beschooten het Hof, en overmeesterden het eerlang, by verdrag: waarna des Stadhouders hengsten van stal gehaald, en zyne goederen geplonderd en bedorven werden. Jan van Egmond, Jan en Filips van Wasse- | |
[pagina 189]
| |
naar waren de voornaamste hoofden van deezen aandag. De Stadhouder, die toen te Veere in Zeeland wasGa naar voetnoot(m), verzamelde, sedert, in 't Stigt van Utrecht, uit de Hoeksche Steden, Dordrecht, Gouda en Schoonhoven, en van elders, wel zevenduizend man, trekkende, met die Leger, door Delft, naar den Haage, alwaar hy 't Hof wederom innam, en de Huizen der Kabbeljaauwschen deedt plonderen. In 't begin van Oogstmaand, keerde hy naar Rotterdam, te vooren reeds door hem bemagtigd. Doch zo dra hadt hy den Haage niet verlaaten, of de Kabbeljaauwschen vielen, uit weerwraak, aan 't plonderen van de Huizen der Hoekschen. HeerGa naar margenoot+ Wolferd poogde, ten deezen tyde, het Geregtshof, uit den Haage, naar Rotterdam over te brengen. Ook kwamen hier eenige Hoeksche Raadsheeren, aan 't hoofd van welken, hy, eenen tyd lang, in 't S. Agnieten-Klooster, te regt zat, over zaaken, die, uit de Hoeksche Steden, voor hem werden gebragt. Doch hy bespeurde haast, dat de partyschap in 't Land te groot was, om door hem bygelegd te konnen worden. Des beval hy de bewaaring der Stad aan Jonkheer Joris, Bastaard van Brederode, en begaf zig naar Veere in ZeelandGa naar voetnoot(n). |
|