Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXI. Oorlog met Gelderland.Maximiliaan hadt reden om den oorlog met Frankryk te myden: alzo hy thans zyne magt tegen de Gelderschen noodig hadt. Deezen hadden, terstond na de dood van Hertoge Karel, eenen Landdag te Nieuwmegen gehouden, en aldaar beslooten, niemant dan Adolf van Egmond, die toen nog in hegtenis zat, voor Hertoge te erkennenGa naar voetnoot(x). Zyn ontydige dood baarde groote verslagenheid in Gelderland. Doch 's Lands Staaten vonden geraaden, de Voogdye over zyne onmondige Kinderen, Karel en Filippa, die nog te Gend waren, aan zyne Zuster Katharina op te draa- | |
[pagina 183]
| |
gen. Terstond hier na, zondt zy een Gezantschap aan Lodewyk den XI, die beloofde, haar en de kinderen van Adolf, haaren Broeder, tegen Maximiliaan en den gantschen Bourgondischen aanhang, te zullen ondersteunenGa naar voetnoot(y). Doch terwyl zy zig, door deeze en andere verbindtenissen, poogde te sterken, hieldt zy by Maximiliaan en Maria ernstelyk aan, dat haar de kinderen haars Broeders mogten te rug gezonden worden. De Hertog hadt hier egter geene ooren naarGa naar voetnoot(z): 't welk de Gelderschen meer en meer van hem vervreemde. De Staaten des Graafschaps Zutfen verpandden het zelve, in Oogstmaand des jaars 1478, voor zestienduizend Rynsche guldens, aan Henrik van Zwartsenburg, Bisschop van Munster: onder beding dat hy het den regten Erfgenaamen, na 't betaalen der pandpenningen, wederom inruimen zouGa naar voetnoot(a). De Gelderschen verkooren hem, sedert, ook voor Beschermheer van 't Hertogdom; terwyl de jonge Karel, op veele Plaatsen in Gelderland, voor Hertog erkend werdt. Men deedt regt, en wierf volk op zynen naam, en stelde zig in staat, om den Bourgondischen, wier Amptenaars, zo veel mooglyk ware, buiten bewind gesteld werden, het hoofd te bieden. Doch terwyl zig de Geldersche manschap elders met stroopen ophieldt, gelukte het den Brabanderen, Graave te bemagtigenGa naar voetnoot(b). Ook | |
[pagina 184]
| |
deeden de Amsterdammers en Enkhuizers en die van Harderwyk en Elburg, op de Zuiderzee, malkanderen merkelyke schadeGa naar voetnoot(c). Doch op den veertienden van Wynmaand des jaars 1479, werdt 'er, op 't behaagen der Heeren van wederzyde, te Naarden, een Bestand te water, tot den vyfentwintigsten van Slagtmaand toe, getroffen, tusschen Haarlem, Amsterdam, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Medenblik, Edam, Monnikendam, Beverwyk, Naarden, Weesp en Muiden ter eener, en Harderwyk, Hattum en Elburg ter anderer zydeGa naar voetnoot(d): waar door de vyandlykheden op de Zuiderzee ophielden. Te vooren, hadden de Gelderschen Leerdam ingenomen. Asperen, welk thans twee Heeren hadt, Gysbert Piek, eenen Gelderschman, en Wessel van Boetselaar, eenen Hollander, viel daarentegen den Bourgondischen, in 't volgend jaar, geheel in handenGa naar voetnoot(e). Maximiliaan, die toen in Holland was, zondt een Leger naar Gelderland, onder bevel der jonge Heeren van Kleeve en van Egmond; die verscheiden' Plaatsen bemagtigdenGa naar voetnoot(f), en den schrik zo ver onder de Gelderschen bragten, dat deezen voorsloegen, het geschil over het Regt tot het Hertogdom Gelder en het Graafschap Zutfen aan den Paus te willen verblyven. Doch hiervan kwam niets. In Louwmaand des jaars 1481, werdt 'er egter, te Nunspeet op de Veluwe, een Bestand geslootenGa naar voetnoot(g): welk | |
[pagina 185]
| |
de vyandlykheden voor eenigen tyd stremde. Sedert werden Maximiliaan en Maria, in de Steden van Gelder, en te Zutfen, plegtiglyk ingehuldigdGa naar voetnoot(h). |
|