Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijWalraven ontkomt uit de gevangenis.Walraven was, reeds voor eenigen tyd, uit de gevangenis ontsnapt. Hy hadt, met de hardste halmen van zyn bedstroo, de sloten zyner boeyen weeten op te steeken: en was, langs den muur, uit welken hy eenige steenen gebroken hadt, geklauterd tot in het dakvenster, door het welk hy zig, op eenen donkeren nagt, by buyig weder, aan een snoer, van zyn verscheurd gewaad gedraaid, naar beneden liet. Naauwlyks hadt hy grond, of een van 's Bisschops Dienaars kwam naar buiten; doch zag hem niet, ter oorzaake der duisterheid, en keerde terstond wederom binnenwaards. In 't overzwemmen van den Lekstroom, geraakte hy onder de zwaanen, die zig omtrent het Slot onthielden, en door haar geklapwiek, een goed deel volks, met kaarsen voorzien, uit het Slot, naar buiten dreeven. Doch niemant, behalven de zwaanen, verneemende, keerden zy haast wederom in 't Slot. Walraven, met veel moeite, tot midden in den stroom gevorderd, werdt, door 't afloopend water, en 't winderig weder, genoodzaakt, naar den zelfden eener, van waar hy afgezwommen was, terug te keeren. Zo doornat als hy was, leide hy, in 't holst van den nagt, een uur gaans af, langs den slykerigen dyk. Hier was een Veer, van welk | |
[pagina 135]
| |
hy zig over, en te Hagestein aan Land zetten liet. Van daar, begaf hy zig naar Vianen, eene Heerlykheid van den Huize van Brederode: alwaar hy in veiligheid wasGa naar voetnoot(k). |
|