Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXIII. Verhaal der gevangenis van Reinoud en Gysbrecht van Brederode.De Hertog doorreisde, ten deezen tyde, de voornaamste Hollandsche Steden: wordende alomme verzeld, door Heere Reinoud van BrederodeGa naar voetnoot(w), dien hy, onlangs, van eene langduurige en harde gevangenis ontslaagen hadt. De bitterheid der Kabbeljaauwschen is, mooglyk, nergens klaarer in gebleeken, dan in deeze gevangenis des Heeren van Brederode: waarom zy verdient omstandiglyk te boek gesteld te worden. Hertog Filips, in 't jaar 1456, den Domproost Gysbrecht van Brederode, Broeder van Heere Reinoud, genoodzaakt hebbende het Bisdom van Utrecht aan David van Bourgondie af te staan, hadt, op zyn vertrek, beide den Broederen eenig bewind over de burgerlyke Regeeringe der Stad opgedraa- | |
[pagina 130]
| |
genGa naar voetnoot(x). De Bisschop en zyn aanhang beweerden, sedert, dat de Broeders zig veel meer gezags aanmaatigden dan hun afgestaan wasGa naar voetnoot(y), en de Regeering der Stad, naar eigen zinlykheid, veranderdenGa naar voetnoot(z). Hier van blykt egter niets, met volle klaarheid. De onderlinge verdeeldheid groeide, ondertusschen, hand over hand, aan. Bisschop David, geenen anderen kans ziende, om zig van die van Brederode te ontslaan, besloot hen en eenigen van hunnen aanhang in hegtenis te neemen, en eerst Reinoud, daar na Gysbrecht, tot de dood, ballingschap of gevangenis, te doen veroordeelen. In 't jaar 1470, hadden eenige Kabbeljaauwsche Edelen, zeer op Heere Reinoud verbitterd, en veelligt ook door den Bisschop opgemaakt, de middelen reeds beraamd, om hem, in den Haage, te ligten, of van kant te helpen. Hy egter, by tyds kennis van de laage gekreegen hebbende, ontweek dezelve gelukkiglykGa naar voetnoot(a). Doch in Hooimaand deszelfden jaars, te Wyk te Duurstede gekomen zynde, om den Bisschop te spreeken, werdt hy, onverhoeds, agter af, en op eenen Tooren van 't Slot, gevangen geleidGa naar voetnoot(b). Bisschop David begaf zig, terstond hier op, naar Utrecht, alwaar hy zig, even onverhoeds, van den Domproost verzekerde: die ook naar Wyk te Duurstede gevoerd; doch | |
[pagina 131]
| |
op eene byzondere plaats bewaard werdt. Walraven van Brederode, natuurlyke Zoon van Heere Reinoud, werdt, ten zelfden tyde, gevat, en zeer naauw bewaard. 't Gelukte den Bisschop ook, Jan van Amerongen, Schout van Utrecht, te ligten; doch Jan, Burggraaf van Montfoort, en Jan van Nyveld, op wien hy 't insgelyks gemunt hadt, hielden zig buiten schoots. |
|