Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII. Hevige Beroerte te Zierikzee.Terstond na 't sluiten van dit Bestand, deedt Hertog Karel een' keer herwaards. Voor 't einde van Louwmaand, bevondt hy zig reeds te ZierikzeeGa naar voetnoot(l), alwaar, in Oogstmaand laatstleeden, eene hevige opschudding gereezen was, om welke geheellyk te stillen, of te straffen, hy oordeelde, dat zyne tegenwoordigheid vereischt werdt. De oorzaak deezer opschudding was, gelyk te Hoorn, het invoeren der nieuwe Excynzen. Heer Jan Simonszoon, Priester, en Michiel van Heenvliet en KattendykGa naar voetnoot(m), Baljuw van Zierikzee en Schouwen, werden, terwyl zy, op 't Stadhuis, met de Wethouderschap, over het heffen der | |
[pagina 125]
| |
nieuwe Excynzen, in onderhandeling waren, door eene woeste menigte Poorteren, met knodsen, pieken en messen gewapend, overvallen, van 't leeven beroofd, en dood ter vensteren uit op straat gesmeeten. 't Aanschouwen deezer hevigheid deedt den gantschen Raad sidderen van vreeze. De Schout smeet zyne Roede, het teken zyner waardigheid, uit de hand. Ook wierpen de Burgemeesters de sleutels der Stad, voor de voeten der Poorteren, neder. Allen badenze de vertoornde Gemeente om Lyfsgenade; die hun eindelyk vergund werdt. De Poorters, de Schouts-Roede en de sleutels der Stad opgenomen hebbende, stelden, terstond hier na, eenen Schout aan, naar hunnen zin, en bevalen den oudsten en bekwaamsten Gildebroederen de Regeering der Stad. De Hertog, kennis van deezen oproer gekreegen hebbende, zondt zynen natuurlyken Broeder Antoni, gemeenlyk, de groote Bastaard van Bourgondie genaamd, en Adolf van Ravestein, Broeder van Jan, Hertog van Kleeve, herwaards, om 'er onderzoek op te doen. Antoni en Adolf, van den Heere van Veere geholpen, deeden eenigen der Hoofden vatten en onthalzen. De meeste anderen waren gevlugt. Uit oude aantekeningenGa naar voetnoot(n), blykt, dat Gerrit Entszoon, Burgemeester te Enkhuizen, ook gebruikt geworden is, om den oproer te Zierikzee te helpen stillen; en dat de Hertog hem, om zyne diensten, by deeze gelegenheid gedaan, te beloonen, met de Heerlykheid der Eilanden | |
[pagina 126]
| |
Urk, Ens en Emmeloord beschonken heeft. Ondertusschen, bleef het te Zierikzee niet by het straffren van eenige oproerigen. Men liet zig verluiden, dat de Hertog alle de Ingezetenen des doods schuldig hieldt, en de Stad tot een' puinhoop gemaakt wilde hebben. Doch deeze bedreigingen strekten, waarschynlyk, alleen, om den Ingezetenen te zwaarer geldboete af te persen. De komst des Hertogs,Ga naar margenoot+ op den dertigsten van Louwmaand des jaars 1473, werdt, te Zierikzee, met veel angst, te gemoet gezien. Doch om hem te vermurwen, trokken geestelyken en weereldlyken, schreiende en wanhavenig, ter poorte uit, biddende om vergiffenis der bedreeven' misdaad. De Hertog schonk hun het leeven, ‘mids zy voortaan zyne Bezetting in de Stad gedoogden, en hem eene boete van dertigduizend guldens, in negen reizen te betaalen, opbragten.’ Om deeze boete te vinden, werdt hun, by Brieven, den tienden van Zomermaand, te Maastricht, gedagtekend, voor den tyd van zes jaaren, vergund, den Excyns op de Bieren, tot twee grooten op de ton, en den Excyns op de Wynen, tot eene halve groot op de stoop, te mogen verhoogen. De Stad werdt, sedert, voorzien van Bezetting, onder bevel van Barend van Ramst, eenen Zwaab van geboorteGa naar voetnoot(o). Van Zierikzee, stak Hertog Karel, op den eenendertigsten van Louwmaand, over naar HollandGa naar voetnoot(p), met oogmerk, onder anderen, | |
[pagina 127]
| |
om zig, binnen Dordrecht, te doen inhuldigen. Wy hebben te voorenGa naar voetnoot(q) aangemerkt, dat deeze Stad hem, in 't jaar 1468, of niet, of niet volkomen ingehuldigd hadt: en 't zal nu te pas komen, hiervan nader opening te doen. |
|