Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIX. Te Veere worden Schepen uitgerust om Eduard naar Engeland te voeren.Te Veere in Zeeland, werden vier groote schepen uitgerust, op kosten des Hertogs; doch zonder dat hiervan eenig gewag gemaakt werdt. Ook deedt hy veertien Oostersche schepen huuren, die Eduard geleiden, en twee weeken op de Engelsche kusten vertoeven moesten, om hem, in geval van nood, herwaards te rug te brengen. In SprokkelmaandGa naar margenoot+ des jaars 1471, was alles gereed, en de Vloot in stilte met tienduizend koppen bemand. Eduard verdween schielyk: en Karel, zo dra hy 'er tyding van kreeg, hieldt zig, als of hem niets vreemder voorkomen kon, terstond bevel geevende, dat niemant zyner Onderzaaten hem eenige hulp bewyzen zou, op | |
[pagina 117]
| |
straffe des doodsGa naar voetnoot(o). Eduard stak midlerwyl in Zee, en landde eerlang te Ravenspur. Hier gaf hy voor, dat hy Henrik de Kroon wilde laaten, en alleen gekomen was, om zig in 't bezit te stellen van het Hertogdom Jork, zyn vaderlyk erfgoed. Doch zo dra hy eenigen merkelyken aanhang kreeg, toonde hy wel, dat hy grooter oogmerken hadt. Op den elfden van Grasmaand, trok hy in Londen, na dat de Hertog van Clarence, zyn Broeder, te vooren reeds heimelyk van hem gewonnen, met eene aanzienlyke magt, tot zyne zyde, overgegaan was. Henrik de VI. werdt wederom in den Tour gezet, en in Zomermaand van kant geholpen. Eduard trok, twee dagen na zyne intreede in Londen, tegen den Graave van Warwik, te velde. Hy behaalde eene volkomene overwinning, op de vlakte van Barnet, niet verre van Londen. Warwik zelf sneuvelde in den stryd. Eduard keerdeGa naar margenoot+ zegepraalend naar Londen te rugGa naar voetnoot(p), en hieldt sedert de Kroon in bezit, tot zynen dood toe. De dienst hem, hier te Lande, door Lodewyk, Heere van Gruithuizen en Stadhouder van Holland, gedaan, bleef hem zo wel in gedagten, dat hy hem, in Slagtmaand des jaars 1472, tot Graave van Winchester, verhief, en verlof gaf, om het wapen van Engeland, in eenen der hoeken van het zyne, te mogen voerenGa naar voetnoot(q). Henrik van Borselen, Heer van Veere, die den Koning ook, met de Zeeuwsche Vloot, ten dienst gestaan hadt, | |
[pagina 118]
| |
was, reeds op 't einde des jaars 1471, tot de waardigheid van Raad en Kamerling van Koning Eduard verheeven. De Stad Veere hadt, ten zelfden tyde, verlof gekreegen, om allerlei waaren vryelyk in Engeland te mogen inbrengen en van daar uitvoeren, uitgenomen Wolle, Schaapenvellen en andere goederen, van welken thans te Calais Stapel gehouden werdt. Ook moesten zy, van alle in- en uitgevoerde goederen drie grooten van ieder pond sterlings waarde betaalen. Van een stuk Laken van agtentwintig Yaards of meer zou twaalf grooten, en van een stuk grein niet meer dan de Oosterlingen gaven betaald wordenGa naar voetnoot(r). Dus trokken eenige byzondere Persoonen en Plaatsen voordeel van deezen Engelschen Kryg, by welken 't Gemeene Land egter, naar 't schynt, weinig baat gehad heeft. De geschillen over den Koophandel gaven, wat laater, gelegenheid, tot eenige onderhandelingen met EngelandGa naar voetnoot(s). De Engelschen bleeven styf staan op het houden van den Wolstapel te Calais; hoe gaarne ook onze Landsluiden de Wolle in Engeland zouden gekogt hebben. Margareet van Jork, Hertogin van Bourgondie, verwierf alleen, in 't jaar 1472, verlof, om vyftig zakken wol, jaarlyks, ter plaatse waar zy 't goedvondt, te mogen doen reeden, laaden en uitvoerenGa naar voetnoot(t). |
|