Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijKeizer Fredrik de III. eischt schatting van de Friezen.Zo stonden de zaaken van Hertoge Filips in Friesland, toen Keizer Fredrik de III, waarschynlyk kennis van zynen toeleg gekreegen hebbende, besloot het Regt des Duitschen Ryks op dit Landschap te doen gelden. Ten deezen einde, zondt hy, in 't jaar 1457,Ga naar margenoot+ Thomas van Guristeden derwaards, om de jaarlyksche schatting, die de Friezen den Ryke schuldig geoordeeld werden, met de agterstallen van eenige jaaren, in te vorderenGa naar voetnoot(y). Weinig gewag vindt men van het invorderen deezer schatting, na de tyden van Karel den Grooten. Keizer Sigismond alleen, na de dood van Willem den VI, Graave van Holland, voorgenomen hebbende, Friesland, welk hy hieldt, ten onregte, van het Ryk vervreemd te zyn, wederom aan het zelve te hegten, hadt, in 't jaar 1418, Gemagtigden derwaards gezonden, met open' Brieven, by welken, de Voorregten der Frye Freesen bevestigd, en zy voor onmiddelyke Onderdaanen des Roomschen Ryks verklaard werden. Te gelyk vor- | |
[pagina 67]
| |
derde hy hun eene jaarlyksche Schatting af van eene gros, of zestiende deel van eenen Rynschen gulden, van elke HaardstedeGa naar voetnoot(z). Doch 't blykt niet, dat de Friezen deeze schatting betaald hebben: hoewel sommigen schryven, dat het volk dezelve wel opbragt; doch de Ontvangers niet in de Ryks-SchatkistGa naar voetnoot(a). Fredrik de III, die ons, in de geschiedenissen,Ga naar margenoot+ voorkomt, als zeer behoeftig of zeer geldgierig, vernieuwde den eisch, ten deezen tyde. De Friezen, eenen algemeenen Landdag beschreeven hebbende, beslooten 's Keizers verzoek toe te staan, indien hy hun, van zynen kant, eenige punten inwilligden, welken zy hem voorslaan lieten. Zy begeerden, ‘dat de Keizer, Filips, Hertoge van Bourgondie, schriftelyk, en onder de gewoonlyke straffe, deedt aanzeggen, dat hy zig geenerlei bewind over Oostergo, Westergo en de Zevenwolden zou hebben aan te maatigen, noch deezen Landen eenigen overlast aan te doen: dat hy den Friezen, op zwaare straffen, verbieden zou eenigen anderen Heer dan den Keizer, van wege het Roomsche Ryk, te erkennen: dat hy de Privilegien van Karel den Grooten en van Sigismond vernieuwen, en de strydige verbindtenissen, met de Hertogen Albrecht en Jan van Beieren, aangegaan, vernietigen wilde: dat hy het Verbond, door de Friezen van Oostergo, Westergo en de Zevenwolden, met de Stad Gronin- | |
[pagina 68]
| |
gen, gemaakt, insgelyks wilde te niet doen, en verklaaren, dat de drie eerstgemelde Landstreeken, voortaan, gelyk van ouds, een Land op zig zelven blyven zouden: en, eindelyk, dat hy den Friezen het voorregt verleenen wilde van niet buiten hun Land te regt gesteld te konnen wordenGa naar voetnoot(b).’ De Keizer, op het bekomen der ingewilligde schatting gesteld, voldeedt de begeerte der Friezen ten volle, verleenende, ten hunnen behoeve, open' Brieven, die nog voorhanden, en, den tienden van Oogstmaand des jaars 1457, op het Slot Ertzenburg, in Karinthie, gegeven zynGa naar voetnoot(c). Een' derzelven is gerigt aan Hertoge Filips. De Keizer vertoont hem ‘dat de Friezen, die, zegt hy, onmiddelyke Onderdaanen des Ryks zyn, zyne Majesteit geklaagd hadden, dat de Hertog arbeidde, om hen, zonder regt en met geweld, onder zyn gebied te brengen: waarom hy hem, op verbeurte der Keizerlyke genade, beveelt, hier van af te laaten, te gelyk egter aanbiedende, hem te willen hooren en regt doen, zo hy zynen eisch op Friesland behoorlyk bewyzen kon’Ga naar voetnoot(d): uit welke aanschryvinge blykt, dat Hertog Filips van den Keizer nog als Ryks Leenman aangemerkt, en gehandeld werdt. De Keizer, de begeerte der Friezen voldaan hebbende, ont- | |
[pagina 69]
| |
ving de beloofde schattingGa naar voetnoot(e): en Filips, pas ontslaagen van den Stigtschen Kryg, en belemmerd met huisselyke en buitenlandsche zwaarigheden, schynt, in zyne oude dagen, geenen lust gehad te hebben, om, gelyk Hertog Albrecht eertyds, eenen togt over de Zuiderzee te doen, om de Friezen, met geweld, tot onderwerping te brengen. Wy moeten weeten, welke deeze zwaarigheden waren, om dat 'er deeze Landen ook hun deel van hadden; en om dat het ontvouwen derzelven ons den aart onzer Graaven nader kan doen kennen. Het wangedrag van veele Amptenaaren, met naame van zulken, die over de geldmiddelen gesteld waren, gaf den Hertoge, omtrent deezen tyd, eenige moeite. Doch hy magtigde zes voornaame Heeren, om 'er onderzoek op te doen, en zulken, die zy schuldig zouden vinden, van hunne Ampten te ontzettenGa naar voetnoot(f). Zy kwamen ook in Holland: alwaar zy verscheiden' veranderingen maakten. Henrik van der Mye, gewoonlyke Raad, en Gysbrecht van der Mye, Geheimschryver van den Hove, gebroeders, werden, onder anderen, in hunne bediening, geschorstGa naar voetnoot(g). Doch de moeilykheid, die deeze veranderingen den Hertoge verschaften, duurde niet lang Zyn Zoon deedt hem meer verdriets aan. |
|