Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Filips doet eenige poogingen, om 't gebied over Friesland te bekomen.Terwyl Filips nog met den Stigtschen kryg belemmerd was, deedt hy eenige poogingen, om 't gebied te verkrygen over Friesland, waar naar de Hollandsche Graaven zo lang vergeefs gestaan hadden. Doch alzo deeze poogingen niet door 't geweld der wapenen ondersteund werden, vielen zy zo wel niet uit, als zyne onderneeming in 't Stigt. De Friezen, ten tyde van Willem den VI, in 't jaar 1414, Staveren bemagtigd hebbendeGa naar voetnoot(h), waren, sedert, ontslaagen gebleeven van de Hollandsche heerschappye. Zy hadden Hertog Jan van Beieren, wat laater, wel wederom tot hunnen Heer aangenomenGa naar voetnoot(i). Doch deeze verbindtenis was van weinig gevolg geweest, | |
[pagina 62]
| |
en eindigde met 's Hertogen leeven, in 't jaar 1425. Jakoba vondt te veel werks in Holland, om de gedagten naar Friesland te konnen wenden. Doch zo dra was Filips niet aan de Regeering gekomen, of zyne onverzaadelyke heerschzugt spoorde hem aan, om zig in de Friesche zaaken te steeken, en 't bewind over dit volk, welk niemant zyner Voorzaaten hadt konnen behouden, eens volkomen magtig te worden. Hy vernieuwde het Bestand met hen, te vooren, geslooten, van tyd tot tydGa naar voetnoot(k); doch maakte, ondertusschen, zyn werk van het beschermen en bystaan der zulken, die, in de verdeeldheden, welken nog onder de Friezen bleeven duuren, in 't onderspit geraakt waren. Immele, een Oostfriesch Edelman, uit zyne bezittingen verdreeven zyndeGa naar voetnoot(l), kwam, in 't jaar 1437, in den HaageGa naar voetnoot(m): alwaar Hertog Filips hem en de zynen, by opene BrievenGa naar voetnoot(n), den vierentwintigsten van Herfstmaand des volgenden jaars gedagtekend, in zyne bescherming nam: ten zelfden tyde, alle Regenten van Holland verzoekende, dat zy hem en Gerrit van Dokkum, die, zo wel als hy, verdreeven was, in 't bezit hunner Sloten wilden tragten te herstellen, op dat men zig, uit dezelven, van voorraad, tot het voeren van den Frieschen Kryg, | |
[pagina 63]
| |
zou konnen voorzienGa naar voetnoot(o). Sedert zondt Filips hen naar hun Vaderland te rug, met eenige Hollandsche Schepen: die, de Eems opgevaaren zynde, hunne manschap aan land zetteden, voor de Vesting Larrelt, die eerlang bemagtigd werdt. De Hollanders bleeven 'er egter niet lang meester van. De Oostfriezen noodzaakten hen, de Vesting te ruimen, en joegen hen naar hunne Schepen, met welken zy, zonder merkelyk verlies, hier te Lande te rug kwamenGa naar voetnoot(p). Filips deedt naderhand zo ernstige poogingen, met schryven en handelen, om Immele in 't bezit zyner goederen te herstellen, dat het hem eindelyk gelukteGa naar voetnoot(q). De tweedragt tusschen de Schieringers en Vetkoopers bleef ondertusschen nog duuren, en was, in 't jaar 1450, op 't hevigst uitgeborsten. De partyen verzwakten elkanderen dermaate, dat Filips, eenige jaaren laater, oordeelde, dat de kans hem schoon stondt, om zig in Friesland voor Heer te doen erkennenGa naar voetnoot(r). ‘Hy noemde zig, gelyk een Schryver, die deezen tyd beleefd heeft, spreekt, wel Heer van Friesland; doch de Friezen waren inderdaad nog een vry Volk, en aan geen uitheemsch gebied onderworpenGa naar voetnoot(s).’ De kryg tegen de Stigtschen, die thans op handen was, liet den Hertoge niet toe, een Leger naar Friesland te zenden. Hy vergenoegde zig derhalven met de Friezen | |
[pagina 64]
| |
van Oostergo en Westergo, door eenigen zyner Afgevaardigden, voordeelige voorwaarden te laaten aanbieden, zo zy hem tot Heer wilden aanneemen. By deeze aanbieding, voegde hy bedreigingen van hun met een Leger te zullen komen bezoeken, indien zy weigerden hem te erkennenGa naar voetnoot(t). De Friezen vonden zig, op 't ontvangen deezer maare, ten uitersten bedremmeld. De ingewortelde begeerte naar Vryheid zou hen ligtelyk hebben doen besluiten, om den onderlingen wrok af te leggen, en Filips, met vereenigde kragten, te keer te gaan, doch zyne Vorstelyke magt, van welke zy, overwonnen wordende, harden dienstbaarheid te dugten hadden, wederhieldt hen. 's Hertogs voorslag werdt in rype overweeging genomen, op eene algemeene Dagvaart, te Bolswaard gehouden. Doch hierGa naar margenoot+ werdt alleenlyk beslooten, dat men Dirk, Abt van S. Odulfs Klooster, Berend, Abt van Klaarkamp, Meester Menno, Burgemeester van Franiker, en Meester Wabbo, Burgemeester van Workum, afvaardigen zou naar Haarlem, alwaar Filips de Friezen, tegen 't midden van Zomermaand des jaars 1456, verdagvaard hadt. De Volmagt deezer Afgevaardigden is nog voorhandenGa naar voetnoot(u); en uit de omstandigheden der geschiedenis is af te neemen, dat zy last hebben gehad, om de voorslagen des Hertogs alleenlyk te hooren, en van dezelven verslag te doen. De Friesche gemagtigden, 't zy te HaarlemGa naar voetnoot(v), of in den Haage, want dit blykt niet zeker, voor Stadhouder en | |
[pagina 65]
| |
Raaden verscheenen zynde, hieldt men hun voor ‘dat de Friezen, met naame die van Oostergo en Westergo, zig, sedert eenige jaaren, der Regeeringe der Hollandsche Graaven, tegen regt en reden, onttrokken, en zelven het Landsbestier aanvaard hadden: dat zy zig, hier door, 's Hertogen hoogste ongenade op den hals hadden gehaald: doch dat hy, meer tot zagtheid dan tot strengheid genegen, het voorleedene wilde vergeeven en vergeeten; indien zy hem tot Heere aanneemen en inhuldigen wilden: in welk geval, hy aanboodt, hunne Handvesten en Voorregten te willen bevestigen, en hunnen Koophandel te willen doen bloeijen: waar door de welvaart onder hen toeneemen zou: gelyk zy, met eigen' oogen, aan het voorbeeld van Holland, Zeeland en Westfriesland, zien konden; welker Ingezetenen, onder de gunstige Graaflyke Regeeringe, zeer verrykt waren geworden.’ Ten slot kreegen de Friesche Gemagtigden last, om, voor Kersttyd, het antwoord hunner Meesteren op deezen voorslag te rug te brengenGa naar voetnoot(w). |
|