Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijBrederode zoekt met Filips te verdraagen.Doch Gysbrecht van Brederode, desonaangezien, bedugt voor het onweêr, dat hem, uit Holland, dreigde, zogt, door bemiddeling van Jan, Hertog van Kleef, en van Jan van Hensberg, Bisschop van Luik, met Hertoge Filips te verdraagen. Doch hy deedt vergeefsche moeiteGa naar voetnoot(v). Filips hadt nu de Pauselyke Brieven, by welken zyn natuurlyke Zoon, David, tot Bisschop van Utrecht, aangesteld werdt, bekomen, en zondt, terstond daar na, Adriaan van Borselen, die aan Anna, eene zyner natuurlyke DogterenGa naar voetnoot(w), gehuwd was,Ga naar margenoot+ met een Leger, naar 't Stigt. Amersfoort opende hem terstond de Poorten: ook Reenen, dat nog onlangs plegtiglyk beloofd hadt, den verkooren' Bisschop Gysbrecht, zo lang als iemant, getrouw te zullen blyven. David van Bourgondie begaf zig, hierop, van Jan van Wassenaar en eenige manschap verzeld, over Gorinchem en Tiel, eerst naar Reenen, en toen naar Amersfoort, en deedt zig, in bei- | |
[pagina 59]
| |
de deeze Steden, voor Bisschop erkennen. Sedert hieldt hy zig op het Slot ter Horst, welk, door den Slotvoogd, Everard van der Eist, aan Adriaan van Borselen, was ingeruimd, alzo men hem de zevenduizend Rynsche guldens, voor welken hem dit Slot verpand was, wederom gegeven hadt. In Hooimaand,Ga naar margenoot+ trok Filips ook, aan 't hoofd van veertienduizend manGa naar voetnoot(x), uit den Haage op, om Utrecht te belegeren. Terwyl hy te Leiden, eenige dagen, vertoefde, werdt 'er, door den Hertog van Kleeve, door Reinoud van Brederode, wiens heerlyke goederen, in Holland gelegen, reeds door Filips waren aangeslaagen; en door eenige anderen, wederom, vrugteloos, over een vergelyk gehandeld. Filips trok vast voort naar Woerden, en van daar op Ysselstein. Zyne aannadering trof Bisschop Gysbrecht en den Utrechtschen met zo diep een' schrik, dat men den Hertoge van Kleef en eenigen anderen Heeren vryheid gaf, om, op de beste wyze mogelyk, met Filips overeen te komen, en de Stad, het kostte wat het wilde, voor 't gevreesd Beleg te bevryden. Men sloot dan, kort hier na, eenGa naar margenoot+ verdrag te Ysselstein, op den volgenden voet: ‘Gysbrecht van Brederode zou afstand van 't Bisdom doen, en David van Bourgondie alomme voor Bisschop erkend worden. Brederode zou Domproost van Utrecht blyven: en daarenboven beschonken worden, met de ryke Proostdy van S. Donaas te Brugge. Ook zou hy zyne Raadsheers plaats in den | |
[pagina 60]
| |
Haage behouden, en dubbele wedde, dat is, volgens sommigenGa naar voetnoot(y), duizend Rynsche guldens in 't jaar, genieten. Uit de inkomsten des Utrechtschen Bisdoms, welken thans, in 't geheel, op vyftigduizend Rynsche guldens jaarlyks werden begrootGa naar voetnoot(z), werden hem vierduizend tweehonderd Rynsche guldens, jaarlyks, toegelegd: en vyftigduizend gouden Leeuwen eens, tot vergoeding der onkosten, die hy om 't Bisdom gedaan hadt.’ Sommigen voegen 'er by, ‘dat hy, uit de inkomsten van het Bisdom van Terouanne, ook tweeduizend guldens 's jaars trekken moestGa naar voetnoot(a).’ Na 't sluiten van dit Verdrag, kwam Filips, met Bisschop David en veele anderen, binnen Utrecht. David werdt, terstond, tusschen den Domproost Brederode en den Domdeken Jan Proois, naar de Domkerke geleid, en in den Bisschoplyken zetel geplaatstGa naar voetnoot(b). Op den zesden van Oogstmaand, bezwoer hy de Voorregten der Stad en des LandsGa naar voetnoot(c). Doch deeze eed en het gemaakt Verdrag werdt kwalyk van hem gehoudenGa naar voetnoot(d). Ondertusschen werdt hy, alomme in 't Stigt, voor wettigen Bisschop, erkend. Deventer was de eenigste Stad, die hier toe, door een beleg, welk agt weeken duurde, en onder anderen door Hollandsche manschap bygewoond werdt, gedwongen moest wordenGa naar voetnoot(e). De Stad was van Krygsvolk en | |
[pagina 61]
| |
voorraad voorzien geweest, door de Friezen en GroningersGa naar voetnoot(f), die een heimelyk verbond gemaakt hadden, met den Hertog van GelderGa naar voetnoot(g), t'onvrede op Filips, om het indringen van David in 't Utrechtsch Bisdom. Hierom bedong men, by de overgaave, nog betere voorwaarden, dan de Hertog anders zou hebben toegestaan. Dus zegepraalde hier wederom de heerschzugt van Filips. De verheffing van zynen Zoon op den Bisschoplyken zetel van Utrecht gaf den Huize van Bourgondie den eersten voet in 't Stigt, en baande den weg, langs welken, Keizer Karel de V, uit deezen Huize gesprooten, zig, eerlang, het weereldlyk gebied des Bisdoms heeft weeten te verkrygen. |
|