Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 544]
| |
van, werden hem, by het Verbond van Vrede en Vriendschap, ook op den drie-entwintigsten van Oogstmaand getekend, alleen vyfduizend Rynsche guldens toegelegd, die de onzen beloofden, hem tot heuschheid te zullen betaalen en schenken. Hy verbondt zig, daartegen, de oude Handvesten en Voorregten, den Hollanderen en Zeeuwen, door zyne Voorzaaten, verleend, te zullen bevestigenGa naar voetnoot(z). Ook vindt men, dat hy, sedert, aan eenige Hollandsche en Zeeuwsche Steden, verscheiden byzondere Vryheden verleend heeftGa naar voetnoot(a). Ga naar margenoot+ By den Zoen met den Hertoge van Holstein, insgelyks op den drie-entwintigsten van Oogstmaand getekend, verbonden zig de onzen hem, ter voldoening van zekeren eisch ten onzen lasten, zestienhonderd marken te zullen betaalenGa naar voetnoot(b). Ga naar margenoot+ Doch die van Pruissen en Lyfland, welken wel twee-entwintig schepen benomen waren, hadden meer te vorderen. Hun werden, by den Zoen, op den zesden van Herfstmaand getekend, negenduizend ponden grooten Vlaamsch, in vier reizen te betaalen, toegelegdGa naar voetnoot(c). Ga naar margenoot+ Of alle deeze penningen, door de onzen, in vervolg van tyd, opgebragt zyn, is my niet klaar gebleeken. Dit alleen vind ik, dat | |
[pagina 545]
| |
de Raad van Holland, in 't jaar 1442, de Stad Amsterdam zogt te beweegen, om, voor haar aandeel, tweeduizend ponden grooten aan deGa naar margenoot+ Oosterlingen te voldoenGa naar voetnoot(d); en dat 'er, in de jaaren 1443 en 1444, ter Dagvaart van Holland, nog gehandeld is, over de middelen, om de gelden te vinden, tot welker voldoening, men zig, te Koppenhagen, verbonden hadt. In 't jaar 1443, verklaarden die van Haarlem en Delft hier op niet gelast te zyn. Ook zeiden, in 't volgend jaar, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda en Rotterdam ‘dat zy van dier zaeken niet mede en hadden van hoirrer Vroetscip, Rycheyt en gemeynten, dat te consenteeren, gelyc die Ridderscip, die den voorslag hadt gedaan, geraemt hadt. Egter wilden zy die ramynge van der Ridderscip gaerne, elc in den hoeren, horen Vroetscippen, Rycheiden en gemeenten opdoen; en wes zy dair an werven konden, weder over brengen, als sy eerst souden konnenGa naar voetnoot(e). Naderhand, in 't jaar 1447, erkende Koning Christoffel de vyfduizend guldens, hem te Koppenhagen beloofd, te hebben ontvangenGa naar voetnoot(f). Doch om de verdere schulden af te leggen, werdt, zelfs tot in 't jaar 1450, ter Vergaderinge van Holland, gehandeldGa naar voetnoot(g). Men stelde, om aan | |
[pagina 546]
| |
't Verdrag van Koppenhagen te voldoen, Excynzen op Bier, Kooren, Zout en Turf; doch 't schynt datze niet algemeen genoeg ingevorderd zyn geworden, of niet genoeg hebben opgebragt, of, in gevolg van tyd, grootendeels, tot dringender gebruik, besteed geworden zyn. |
|