Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijPieter Brand, een Oostersch Hopman, raadt tot Vrede.Die van Hoorn en Enkhuizen, met zes, of, volgens sommigen, met niet meer dan drie kleine schepen, na een bloedig gevegt, drie groote Oostersche Oorlogschepen, onder Noorwegen genomen, en met eenige gevangenen, te Hoorn, opgebragt hebbende, handelden dezelven met zo veel bescheidenheid, dat eenigen hunner, in den Zomer, naar huis gekeerd, den mond vol hadden van den lof der Hollandsche beleefdheid. Byzonderlyk vindt men verhaald, dat Pieter Brand, een der Oostersche Hopluiden, en zeer gezien onder de zynen, terwyl men te Koppen- | |
[pagina 542]
| |
hagen in onderhandeling was, uit de Hoornsche gevangenis, wederom t'huiswaards gekeerd zynde, zynen Landsluiden wist te beduiden, dat zy, hoe eer hoe liever, met zulke braave mannen, als de Hollanders waren, Vrede behoorden te maakenGa naar voetnoot(s): 't welk van die vrugt was, dat 'er, op den drie-entwintigsten van Oogstmaand, met de zes WendscheGa naar margenoot+ Steden, Lubek, Hamburg, Rostok, Straalzond, Wismar en Lunenburg, een Bestand voor tien jaaren geslooten werdt, binnen welken tyd, de openstaande geschillen, door vyf Steden, van ieder zyde benoemd, beslegt moesten worden. Van onzen kant, werden hier toe bestemd de Steden Utrecht, Amersfoort, Antwerpen, Mechelen en Nieuwmegen; en van de zyde der Wendsche Steden, Maagdenburg, Brunswyk, Gottingen, Hanover en Kampen. Doch elke vyf Steden, moesten 'er twee, dat is, in 't geheel vier, uit haar getal, benoemen, die te Kampen byeen komen, en de geschillen, in dertien weeken, afdoen moesten: waar toe zy, by 't steeken der stemmen, eenen Overman, uit eene der naaste Steden, kiezen mogten. En schoon de geschillen, binnen den bestemden tyd, niet werden afgedaan, zou egter 't Bestand niet mogen gebroken worden. De Brieven, by welken het bevestigd werdt, moesten, van wederzyde, aan de Oldermans of Overluiden van de Duitsche Hanze te Brugge, worden geleverdGa naar voetnoot(t). Door dit Bestand, | |
[pagina 543]
| |
welk in Herfstmaand in Holland werdt afgekondigdGa naar voetnoot(u), werdt de vrye vaart op de Oostzee hersteld, en deeze Landen, door den tyd, weder rykelyk van Oostersche waaren, met naame van Graanen, voorzien. Het werdt, sedert, dikwilsGa naar voetnoot(v) vernieuwd, en kreeg, schoon het in geene Vrede veranderd werdtGa naar voetnoot(w), door den tyd, egter byna de gedaante van een bestendig Verbond van VredeGa naar voetnoot(x). In 't jaar 1442, ontstondt 'er, alleenlyk, eenige onlust met Bremen, welke Stad aan Holland, Zeeland, Friesland en Vlaanderen den oorlog verklaarde. Doch na dat Hertog Filips hier, onder anderen, aan die van Amsterdam, verlof gegeven hadt, om op de Bremers te kaapenGa naar voetnoot(y), schynt de twist spoedig bygelegd te zyn geweest. Op en omtrent den zelfden tyd van het sluiten van het Bestand met de Oosterlingen, werden 'er, te Koppenhagen, door de onzen, nog drie Verbonden van Vrede getroffen; een met den Koning van Deenemarke, een met den Hertoge van Holstein, en een met die van Pruissen en Lyfland. |
|