Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. Vrede handeling te Koppenhagen.Sedert werdt de Oorlog ook somtyds met nadeel voor de onzen gevoerdGa naar voetnoot(m): waarom men, hier te Lande, zo wel als in de Oostzee, naar Vrede begon te verlangen, De Deenen, misnoegd zynde op hunnen Koning Erik, leenden, ten deezen tyde, in grooten getale, het oor aan Christoffel, Hertog van Beieren, Zusters Zoon van Erik, die zig van de Noordsche Kroonen zogt meester te maaken, en wien de Wendsche Steden bystand booden. Holland verklaarde zig, daarentegen, voor Koning Erik, zendende, in Grasmaand, zes AmsterdammersGa naar voetnoot(8), aan 't hoofd | |
[pagina 540]
| |
eener Vloote, naar Deenemarke, om een Verdrag van Koophandel met Erik te sluiten, en hem, daarenboven, tegen Christoffel en de Wendsche Steden, te ondersteunen. Men hadt eerst vierduizend en naderhand nog vyftienhonderd Ryders tot de kosten van deezen togt geschikt, die, voor twee derde, door Holland en Friesland, en voor een derde, door Zeeland, zouden worden betaaldGa naar voetnoot(n). Doch Erik trok weinig voordeels van den Hollandschen onderstand. Hy werdt gedwongen naar Pomeren te wyken, en Christoffel werdt voor Koning erkend. 't Bedryf der Hollanderen hadt hun, en, met naame, die van Dordrecht, Harlingen, Amsterdam en Middelburg, ondertusschen eene Oorlogsverklaaring van Fredrik, Markgraave van Brandenburg, Neeve van Koning Christoffel, op den hals gehaaldGa naar voetnoot(o). Doch Christoffel zelf boodt zig, sedert, aan tot Middelaar tusschen ons en de Wendsche StedenGa naar voetnoot(p). Men besloot in onderhandeling te treeden, te Koppenhagen, werwaards de Oosterlingen hunne Gemagtigden zonden. Van de onzen verscheenen 'er zestien; te weeten Samson van Lalaing, Heer van Opprebaix en Admiraal van de Zee van Vlaanderen, en Arend van Gend, Heer van Giessenburg, Ridders: Lodewyk van der Eike en Jan Jan Heyneszoon, Raaden, Meester Jan Rose, Geheimschry- | |
[pagina 541]
| |
ver, Gerrit van Noortich en Wynand Dirkszoon van Haarlem, Klaas Duist van Delft, Willem van Alkmaar, Dirk van Wormer, Jan Klaaszoon en Jan Pauwelszoon van Amsterdam, Matthias Simonszoon van Hoorn, Jakob Pieter Nanningszoon van Zierikzee, Willem Paassen en Jan Pieter Koppenszoon van den BrieleGa naar voetnoot(q). Zy hadden allen brieven van vrygeleide van de vyandelyke Mogendheden bekomenGa naar voetnoot(r). De onderhandelingen duurden tot in den Zomer des jaars 1441, zonderGa naar margenoot+ dat men tot een besluit kwam. De Oosterlingen eischten zwaare geldsommen van de onzen, tot vergoeding hunner geleeden' schade. Doch de onzen waren niet te beweegen, om veel uit te keeren. In of omtrent Hooimaand, viel 'er eindelyk iets voor, 't welk de onderhandeling ten einde bragt. |
|