Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 532]
| |
schen, terstond kennis van den toeleg der OosterlingenGa naar voetnoot(t), en was op middelen bedagt, om het dreigend gevaar, door onderling Verdrag, te keeren. Van wederzyde werden dan Gemagtigden benoemd, die, over de gereezen' geschillen in onderhandeling getreden, de zaak, omtrent twee jaaren, sleepende hielden. Men voer, geduurende dien tyd, van hier op de Oostzee, zonder iets args te dugten.Ga naar margenoot+ Doch de Oosterlingen, zig ondertufschen in staat gesteld hebbende, bekommerden eensslags alle de Hollandsche en Zeeuwsche Schepen, die in de Oostersche Havens lagen, en namen al weg, wat zy van ons op Zee aantroffen. Uitermaate hard werden de onzen, by deeze gelegenheid, gehandeld. De schepen werden in den grond geboord: de goederen prys verklaard, en het Bootsvolk gevangen gezet. |
|