Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 517]
| |
vindt men byna geen gewag meer van haar, in onze Lands geschiedenissen. Ook leefde zy niet lang hier na. Zy bragt het overig deel van haar rampspoedig leeven grootendeels door, op het Slot Teilingen, in Rynland, 't welk zy, als Houtvesterinne, vry bewoonen mogt. Hier sleet zy den tyd, met het maaken van aarden Kannetjes, van welken 'er nog eenigen, veele jaaren naderhand, in de vyvers van 't Slot, gevonden, en by de liefhebbers, met den naam van Vrouw Jakoba's Kruikjes, bekend geworden zyn. Bezig met zulk en diergelyk werk, overleedt de ongelukkige Graavin aan de teering, op den agtsten van WynmaandGa naar voetnoot(h) des jaars 1436Ga naar voetnoot(i), in 't zesendertigste jaar haars Ouderdoms. Haar Lyk werdt in 't Graf van Hertoge Albrecht, in de Hof-Kapelle van den Haage, bygezet. Men regtte haar hier een standbeeld op. Dirk van Duivenvoorde, in 't jaar 1464, dit standbeeld smaadelyk behandeld hebbende, moest, deswegen, het Hof om vergiffenis bidden, en Hertoge Filips eene boete van eenendertig gulden Leeuwen betaalenGa naar voetnoot(k). Jakoba hadt ook haaren vierden Man, Frank van Borselen, geene kinderen gebaard; zo min als den drie voorigen. Met haaren dood, vervielen de Heerlykheden van Thoolen en Zuidbeveland wederom aan de GraaflykheidGa naar voetnoot(l). |
|