Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 516]
| |
te vooren, aangetekend, dat Hertog Albrecht de Heerlykheid van Voorne aan zynen Zoon, Jan van Beieren, hadt opgedraagen. Jan nu, met Elizabet van Luxemburg huwende, hadt haar aan deeze Heerlykheid verlyftogt. Doch na zyn afsterven, liet Filips haar niet toe, bezit van dezelve te neemen, schoon hy, by zyne inhuldiging in den Briel, in den jaare 1426, haar regt erkend hadtGa naar voetnoot(e). Elizabet verbondt zig, sedert, met eenige Zeeuwsche EdelenGa naar voetnoot(f), waarschynlyk, met oogmerk, om, door dezelven, in haar goed regt gehandhaafd te worden. Doch uit den Zoen van den jaare 1428, blykt reeds, dat beide Jakoba en Filips op de nalaatenschap van Hertoge Jan van Beieren, onder welke ook de Heerlykheid van Voorne was, oordeelden regt te hebben. Filips moetze zig, sedert, hebben toegeëigend, alzo hyze anders aan Jakoba niet zou hebben konnen afstaan. Doch hy kon dit niet doen, zonder Elizabet, in haar goed regt, te verkorten. Ondertusschen zien wy ook, dat Jakoba niet geschroomd heeft, deeze Heerlykheid te aanvaarden, en 'er haaren beminden Frank, by 't leeven van Vrouwe Elizabet, aan te verlyftogten. Elizabet heeft 'er, nog tot in 't jaar 1439, een geding over gehad voor den Raad van Holland, die egter in haar nadeel uitspraak gedaan heeftGa naar voetnoot(g). |
|