Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijJakoba doet afstand van de Graaflykheid aan Hertoge Filips.In den Zoen van den jaare 1428, was bestemd, dat Jakoba, zig, buiten toestemming van 's Lands Staaten, van haare Moeder en van Hertoge Filips, in 't Huwelyk begeevende, haare Onderzaaten, ten behoeve des Hertogs terstond van alle gehoorzaamheid ontslaan zou. Uit kragte van dit beding, eischte Filips nu, dat hem de Graafschappen van Henegouwen, Holland en Zeeland werden afgestaan: in welk geval, hy Frank op vrye voeten stellen, het geslooten Huwelyk bevestigen, en aan Jakoba eenige heerlyke goederen hier te Lande, tot haar onderhoud, opdraagen zou. Jakoba, geenen kans ziende, om, door eenigen anderen weg, haaren geliefden Egtgenoot te verlossen, moest in deezen harden eisch, gedwongen, bewilligen. Zy bedong, tegen ‘den volkomen afstand van Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland en van den naam van Graavinne, alleenlyk de Heerlykheden van Voorne, Zuidbeveland en Thoolen, benevens de Tollen van Holland en Zeeland, geduurende haar leeven. Doch indien Filips voor haar stierf, werdt bestemd, dat zy wederom in 't bezit haarer Graafschappen treeden zouGa naar voetnoot(t).’ | |
[pagina 514]
| |
Heer Frank, sedert geslaakt zynde, werdt, door Hertoge Filips, nog met het GraafschapGa naar margenoot+ van Oostervant begiftigd; doch ook alleenlyk voor zyn leevenGa naar voetnoot(u). Daarbenevens, schonk hy hem, naderhand, de Ridderorde van 't Gulden VliesGa naar voetnoot(v). Het Stadhouderschap van Holland en Zeeland werdt hem, daarentegen, ontnomen, en na dat Filips, kort hier na, alomme in Holland en Zeeland, tot Graave, ingehuldigd wasGa naar voetnoot(w), aan Hugo van Lannoi, Ridder van 't Gulden Vlies, opgedraagen.Ga naar margenoot+ Ten zelfden tyde, werdt Vrouw Jakoba bedeeld met het Houtvesterschap van 't Haarlemmer Hout en alle de Wildernissen van Holland: welk Ampt, omtrent een jaar laater, aan haaren Egtgenoot werdt overgedaan, op eene wedde van zeventig Nobelen in 't jaar, uit welke hy nog de bedienden der Wildernissen betaalen moestGa naar voetnoot(x). Eene bystere verandering voor Vrouwe Jakoba, van Graavinne, tot Houtvesterinne van Holland verlaagd te worden. Ga naar margenoot+ Sedert, voltrok zy haar Huwelyk met Heere Frank in 't openbaar, te S. Maartensdyk, in het Eiland ThoolenGa naar voetnoot(y). By Huwelyks-Voor-waarden, stondt zy hem de Heerlykheid van Oost- en West-Voorne, met de Steden BrieleGa naar margenoot+ en Goederede, benevens de Heerlykheid van Borselen bewester Vyfzode, in regter Duwarien ende Lyftochten, afGa naar voetnoot(z). Doch alzo | |
[pagina 515]
| |
de Heerlykheid van Voorne aan haar alleen voor haar leeven opgedraagen was, moest de afstand aan Heere Frank, zou zy van kragt zyn, door Hertog Filips, bevestigd worden. Hy, zig nu in 't vol bezit der lang begeerde Graafschappen gevestigd ziende, liet zig hier toe ligtelyk beweegen, en verleende 'er, op den zevenden van Hooimaand des jaars 1435, open Brieven vanGa naar voetnoot(a). In de Huwelyks-Voorwaarden van Vrouwe Jakoba, vindt men verscheiden' uitdrukkingen, die haare tedere genegenheid tot Frank van Borselen, ten duidelyksten, te kennen geeven. Zy noemt hem geduurig haaren lieven ende zere gheminden gheselle: en zegt, onder anderen, dat zy deezen lyftogt maakt, omme sonderlinge liefde, rechte minne ende volcommen gunsten, die wy, spreektze, mit aller onser herten dragen ende hehben tot onsen lieven ende zeer gheminden gheselle ende wittachtigen beddegenote, Heeren Francken van Borselen, Grave van Oistervant enz. Heer Frank bleef veele jaaren in 't bezit der Heerlykheid van VoorneGa naar voetnoot(b). Hy overleedt in 't jaar 1470Ga naar voetnoot(c). Doch Filips hadt, eenige jaaren te vooren, den Graave van Estampes met Voorne verlyd, die deeze Heerlykheid, in 't jaar 1466, aan Karel, Zoon van Filips, afstondtGa naar voetnoot(d). |
|