Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 475]
| |
een aanzienlyk Leger van Vlaamsche en andere uitheemsche Knegten, liet haar niet toe, langer in 't Noorden van Holland te toeven: vooral niet, na dat de nederlaag der Kennemeren, dezelven buiten staat gesteld hadt, om haar verder te ondersteunen. Ook werdt Filips, in en omtrent Oogstmaand, de Hollandsche Steden doortrekkende, alomme met open' armen ontvangen. De Westfriesche en Waterlandsche Steden zelven, die zig nog onlangs voor Vrouwe Jakoba verklaard hadden, openden hem allen de PoortenGa naar voetnoot(p). De HoekschenGa naar margenoot+ namen dit van de Enkhuizeren, in 't byzonder, zo euvel, dat zy, met eenige Schepen omtrent Wieringen zwervende, niet lang hier na, onverhoeds in de Stad vielen, en wel honderd Burgers van tafel ligten en onthoofden deedenGa naar voetnoot(q). Filips, voorgeevende de Steden, voor diergelyke overvallen te willen dekken; doch heimelyk beoogende, dezelven beter in bedwang te houden, lei vreemde bezetting in de meesten, en wierp, onder anderen, te Hoorn, eene sterkte opGa naar voetnoot(r). |
|