Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 457]
| |
Engeland, geduurende de minderjaarigheid van den jongen Henrik den VI, den Hertoge van Glochester hadt aanbevolen: 't geschiedde egterGa naar voetnoot(g), nog voor het einde van dit jaar Men vindt een Verzoekschrift, aan den Hertoge van Glochester, den zevenden van Lentemaand des jaars 1423 gedagtekend, waarin hem de titel van Graave van Henegouwen, Holland, Zeeland enz. gegeven wordtGa naar voetnoot(h). Hier uit is af te neemen, dat zyn Huwelyk toen reeds voltrokken moet geweest zyn. Ondertusschen viel het den Hertoge van Glochester ligter dien titel aan te neemen, dan zig in het daadelyk bezit deezer Graafschappen te stellen. Hy begreep, dat zulks niet geschieden kon, zonder den bystand der Engelschen, die thans werks genoeg met den Oorlog in Frankryk hadden, en zig, naar 't zig liet aanzien, bezwaarlyk moesten beweegen laaten, om de byzondere belangen van eenen Oom huns jongen Konings te helpen bevorderen. En schoon 't al niet moeilyk mogt vallen, den Hertog van Brabant van Henegouwen te berooven; hadt het, inderdaad, vry veel werks in, den Hertoge van Beieren 't bewind over Holland en Zeeland uit de handen te wringen. Hier kwam nog by, dat beide deeze Hertogen thans eenen sterken steun hadden aan Filips, Hertoge van Bourgondie, die zig, ten deezen tyde, als vermoedelyken Opvolger in 't bewind deezer Graafschappen, begon aan te merken. |
|