Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Pauselyk verlof tot de Egtscheiding van Vrouwe Jakoba.In Engeland, arbeidde men, ondertusschen, om een Pauselyk verlof, tot de Egtscheiding van Vrouwe Jakoba te verkrygen. Martyn de V, die, in 't jaar 1415, door de Kerkvergadering te Constans, verkooren was, werdt thans, in 't algemeen, voor wettigen Paus erkend. Aan hem moest men zig, derhalven, vervoegd hebben, om een verlof te bekomen, welk overal goedgekeurd zou worden. Doch hy hadt het Huwelyk van Jan van Brabant met Vrouwe Jakoba gewettigdGa naar voetnoot(d): weshalven het geenszins te vermoeden was, dat hy het nu zou hebben willen ontbinden. Sommigen schryven wel, dat hy, door Jan van Beieren, en vooral door Keizer Sigismond, gedrongen, voor eenen geruimen tyd, het gegeven verlof reeds ingetrokken hadt. Doch dat hierop geen' staat te maaken zy, zal terstond blyken. Men vervoegde zig dan aan Benediktus den XIII. die, schoon reeds, in 't jaar 1409, door de Kerkvergadering van Pisa, van de Pauselyke waardigheid beroofd, en thans byna nergens, behalven in Spanje, | |
[pagina *7]
| |
S. Fokke del. et Sculps.
Doorbraak der groote Zuidhollandsche Waard, in 't Jaar 1421. | |
[pagina 456]
| |
kend, zig zelv' nog voor wettigen Paus hieldt. 1421. Men vertoonde hem, dat Martyn de V, uit misverstand, verlof gegeven hadt, tot een Huwelyk, welk, uit hoofde der namaagschap, ongeoorlosd wasGa naar voetnoot(e); en men verzogt hem, het zelve te willen ontbinden. Benediktus, zeer in zynen schik, met de gelegenheid, om een der laatste blyken van zyne Pauselyke magt te geeven; want hy stierf, niet lang hier naGa naar voetnoot(2); zondt terstond Bullen naar Engeland af, waarby het Huwelyk van Jan en Jakoba wetteloos verklaard, en haar verlof gegeven werdt, om zig met den Hertoge van Glochester in de Egt te verbinden. Sedert liep 'er een gerugt, hier te Lande, vermoedelyk, door het Engelsche Hof, of door Vrouwe Jakoba, uitgestrooid, dat deeze Bullen van Paus Martyn verworven waren. Men vertoonde 'er zelfs, die zynen naam in 't voorhoofd droegen. Des hy geraaden vondt, eenigen tyd hier na, in eenen Brief aan den Hertog van Brabant, die nog voorhanden isGa naar voetnoot(f), en in andere Brieven, aan de Bisschoppen van Utrecht, Luik en Kameryk, ronduit, te ontkennen, dat hy immer zulke Bullen gegeven hadt. |
|