Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijWelke Plaatsen aan de Hollanders en Stigtschen overgaan.Tot in Wintermaand des jaars 1405, duurde deeze belegeringGa naar voetnoot(6). Doch toen waren de belegerden, door hongersnood, op het uiterste gebragt. Ook vroor het zo fel, dat de Graften der Vestingen digt lagen, en Hertog Willem toeleg maakte, om de ladders over dezelve te doen aanvoeren, en Hagestein te beklimmen. De belegerden, derhalven, geene uitkomst ziende, begonden te neigen, om dit Slot, met de Stede Gasperne, op te | |
[pagina *5]
| |
S. Fokke del. et Sculps.
Belegering van het Stot HAGESTEIN, door Graave WILLEM den VI. | |
[pagina 374]
| |
geeven. Doch Everstein ging nog eerder by Verdrag aan de Stigtschen over, die, 't Slot en de haave des Heeren van Arkel voor zig bedingende, de bezetting, onder belofte van nimmer tegen hen noch tegen de Hollanders te zullen dienen, met het gene haar toebehoorde, vertrekken lieten. 't Slot werdt terstond aan koolen gelegd. De overblyfsels van het zelve zyn, al voor het einde der vyftiende eeuwe, in den Lekstroom, verdronken geweestGa naar voetnoot(q). Everstein was, op den elfden van Wintermaand, overgegaanGa naar voetnoot(r); en op den negentienden, werdt Hagestein met Gasperne opgegeven. Doch Hertog Willem stondt der bezetting alleen lyfsbehoudenis toe. Zy bleef krygsgevangen, haare haave werdt geplonderd, en 't Slot en de Stede in brand gestekenGa naar voetnoot(s). Van 't Slot zyn geene overblyfsels meer; doch nog tegenwoordig is 'er een Dorp, met den naam van Hagestein, in wezen; veelligt een overblyfsel der Stede Gasperne, schoon deeze laatste naam verdweenen is. Den Bisschop, sedert, plegtiglyk, verklaard hebbende, dat het Land van Hagestein der Utrechtsche Kerke, van ouds, hadt toebehoordGa naar voetnoot(t), werdt het hem, door Hertoge Willem, afgestaan. |
|