Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 344]
| |
Hy vordert Rekening van Heere Jan van Arkel, en van Brustyn van Herwyne.Tien jaaren hadt Jan, Heer van Arkel, het Ampt van Stadhouder en Rentmeester der Graaflyke inkomsten van Holland bekleed, zonder, in al dien tyd, behoorlyke rekening zyner bestieringe gedaan te hebben. Albrecht, zeer om geld verlegen, vorderde hem hier toe, omtrent deezen tyd, zo scherp, dat hy, zig gehoond agtende, voornam den Hertog openlyk den oorlog aan te doenGa naar voetnoot(x). Weinige jaaren geleedenGa naar voetnoot(8), hadt Hertog Albrecht zynen Rentmeester over Zeeland Beooster-Schelde, Brustyn van HerwyneGa naar voetnoot(y), ook rekening afgevorderd: en hem, toen dit agterbleef, binnen Amsterdam, vast doen houden. De Rentmeester, sedert ontsnapt zynde, was geweeken naar 't Slot te Loevestein, 't welk hem, door Hertoge Albrecht, te bewaaren gegeven was. Doch de Graaf van Oostervant hadt hem, ook van hier, naar Gelderland, zyn Vaderland, doen verhuizen, terwyl hy 't Slot overmeesterde, en drie Zoonen van Brustyn in zyn geweld kreegGa naar voetnoot(z). Doch de Oorlog, die, om dezelfde reden, tegen den Heere van Arkel, ontstondt, liep zo gemaklyk, en zo spoedig niet af. Ga naar margenoot+ Arkel was van eenen trotsen en heerschzugtigen aart, en hadt, al voorheen, op eigen gezag, gelyk, ten deezen tyde, onder 's Lands Edelen, niet ongebruiklyk was, de wapenen tegen zyne nabuuren gevoerd. In 't jaar 1388, hadt hy Henrik van Viane beoorloogd, om het | |
[pagina 345]
| |
Slot te Ameyde, welk Henrik aanbestorven was, en waar op Otto, Vader van Jan van Arkel, waande geregtigd te zyn. Doch deeze twist was, door den Graave van Oostervant, bygelegdGa naar voetnoot(a). Toen hy, in 't jaar 1396, in zyns Vaders plaats, Heer van Arkel geworden was, noodzaakte hy zyne eigen' Moeder, het Land van Arkel te verlaaten, en zou haar ook, buiten 't Slot Pirlepont, haar vaderlyk erfgoed, in 't Hertogdom Bar gelegenGa naar voetnoot(b), gehouden hebben; zo zy niet, in 't gewaad eener melaatsche vrouwe, binnen den Voorburgt hadt weeten te raaken, waar na zy de brug neder- en eene bende Krygsvolks daar over liet, die zig van 't Slot meester maakteGa naar voetnoot(c). Tegen zulk eenen vyand, stondt het oorloogen den Hertoge duur. |
|