Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij1393. XVII. Graaf Willem vlugt uit den Haage. 1393.Ondertusschen, begon de Graaf van Oostervant, dagelyks, nieuwe tekenen van ongenoegen in Hertoge Albrecht, te hemwaards, te bespeuren. Des hy met reden bedugt werdt, dat men hem laagen leggen, en in hegtenis neemen mogt. Hy besloot dan, in 't jaar 1393, den Haage te verlaaten, en zig te begeeven naar het Slot te Altena, welk, met de Heerlykheid, in 't jaar 1332, door den Graave van Kleeve, aan Willem den III, verkogt geweest zynde, hem, eenigen tyd geleeden, door zynen Vader, opgedraagen wasGa naar voetnoot(d). Oostervant hadt zo dra het Hof niet verlaaten, of de Kabbeljaauwsche Edelen, met naame Jan, Zoon van Otto, Heere van Arkel, die, sedert het jaar 1389, het Ampt van Stadhouder over Holland, Zeeland en Friesland bekleed hadtGa naar voetnoot(e), begonden Hertog Albrecht, tegen zynen Zoon, op te stooken, hem van eenen slinkschen toeleg tegen zyns Vaders Regeeringe verdagt maakende. | |
[pagina 325]
| |
Men verzuimde ook niet, hem den moord van Jonkvrouwe Aleid te wyten, en zyne tusschenspraak, voor de gevlugte Edelen, te doen aanmerken, als een bewys, dat hy deel aan derzelver misdaad gehad hadt. Kortom, men blies den Hertoge de ooren zo vol, dat hy een besluit nam, om zynen Zoon, op het Slot te Altena, te belegeren, en, 't koste wat het wilde, het Land te doen ruimen. |
|