Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIII. Onlusten op de grenzen van Holland en Brabant.Terwyl de Stigtsche kryg nog duurde, vielen 'er, op de grenzen van Holland en Brabant, ook eenige moeilykheden voor, die, in 't jaar 1374, met een Verdrag eindigden. De Heerlykheid van Heusden was, laatstelyk in 't jaar 1357, aan Hertoge Willem, Graave van Holland, afgestaanGa naar voetnoot(x): doch de grenzen derzelve zo wel niet geregeld, of daar viel, van tyd tot tyd, geschil over. Die van 's Hertogenbosch beweerden, dat de Dorpen Vlymen en Engelen, die de Hollanders onder 't Land van Heusden begreepen wilden hebben, tot Brabant behoorden. In 't jaar 1372, was de twist hierover tot daadlykheid uitgeborsten. Jan van Nederveen, een Brabander, stak den brand in het Huis van Laurens van der Putte, te Onzenoord, in 't Land van Heusden. Daarentegen, deeden Nikolaas en Floris van Borselen, Jan van Renesse en andere Zeeuwsche Edelen de goederen der Brabanderen in Zeeland aanslaan. Ook viel Reinoud van Brederode, Heer van Gennip, in Kempenland, alwaar hy veele Huizen, in en omtrent S. Odenrode, aan koolen lei. Hier op trokken die van 's Hertogenbosch naar Vlymen en Engelen, en bedreeven 'er geen' minderen moedwil, met plonderen en blaaken. Het geregeld Krygsvolk van Wenzelaus, Hertog van Brabant, deedt eenen inval in Hene- | |
[pagina 310]
| |
gouwen: te Leuven, werden de Hollandsche goederen in beslag genomen: met één woord, men hoorde dagelyks, van de eene of de andere vyandlykheid, tusschen de Brabanders en de Hollanders: waar door de handel gestremd, en de gereezen geschillen, ondertusschen, niet veresfend werden. In Oogstmaand des jaars 1374, kwamen eindelyk, de Hertogen Wenzelaus en Joanna ter eener, en Albrecht, ter anderer zyde, te Geertruidenberg, overeen, dat men de geschillen aan de uitspraak van vyf goede mannen verblyven zou: twee, door den Hertog en de Hertoginne van Brabant te kiezen, uit den Raad van Hertoge Albrecht, waar toe zy, terstond, Filips van Polanen, en Heer Koenraad, Deken van S. Maria in den Haage, noemden: en twee anderen, door Hertoge Albrecht, uit den Brabantschen Raad, te kiezen; zynde, volgens zyne benoeming, Jan van der Aa, Heere van Grimberge en Gruithuizen, en Gerard van der Heiden, Heere van Bautershem. De vyfde, die eenpaariglyk verkooren werdt, was Jan van Polanen, Heere van de Lek en BredaGa naar voetnoot(y). Doch in plaats van Filips van Polanen en Jan van der Aa, werden, sedert, om welke redenen, is my niet gebleeken, Godefroi van den Toren en Rengier Willemanszoon benoemd. Deezen deeden, op den agttienden van Wynmaand, hunne uitspraak te Breda, volgens welke ‘de schade, welke men, wederzyds, elkanderen aangedaan | |
[pagina 311]
| |
hadt, vereffend gerekend werdt, en de grensscheiding vastgesteld, op den zelfden voet, als zy, eenige jaaren geleeden, door Heere Bernard van Borneval, geregeld was. De beesten, die deeze paaling te buiten gingen, mogten, van wederzyde geschut, en wederom, ten zekeren bepaalden pryze, gelost worden. En alzo Brabant, by deeze paalinge, bevoordeeld was, werdt geoordeeld, dat Hertog Albrecht, en zyne opvolgers in de Heerlykheid van Heusden, daartegen, jaarlyks, twee honderd oude gouden schilden genieten zouden. Engelen en Vlymen werden geagt tot Heusden te behooren, en de Schepenen van 's Hertogenbosch moesten zweeren, dat de Stad, aan den moedwil, aldaar gepleegd, onschuldig was, of anders Hertoge Albrecht, zo dikwils als hy 't begeerde, veertien nagten lang, met twintig man, op eigen' kosten, in den kryg dienen. Van den anderen kant, moest Reinoud van Brederode, Heere van Gennip, wegens den brand, te S. Odenrode gestigt, den Hertog en de Hertoginne van Brabant vergiffenis verzoeken, en zig, met vier Ridders van zyne maagschap, gevangen in hunne handen stellen: waar na hy, zyne vryheid bekomen hebbende, zig, insgelyks, tot eenen Krygsdienst van veertien nagten verbinden moestGa naar voetnoot(z).’ Deeze Uitspraak herstelde de rust op de grenzen. De Vriendschap, tusschen de Hertogen Wenzelaus en Albrecht, was se- | |
[pagina 312]
| |
dert zo volkomen, dat de laatste den eersten, in 't jaar 1383, eenige gewapende manschap toezondt, om eenen opstand der ingezetenen van Leuven te helpen dempenGa naar voetnoot(a). |
|