Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Twist met het Stigt over het Slot Vreêland.Omtrent deezen tyd, ontstondt 'er wederom geschil met de Stigtschen, over het Slot Vreeland. Dit Slot was, in den Zoen tusschen Hertoge Willem en Bisschop Jan van Arkel, in 't jaar 1356, den Bisschop afgestaan, mids hy den Hertoge drieduizend zevenhonderd ponden deedt betaalenGa naar voetnoot(f). De Bisschop hadt, sedert, het Slot in zyne magt gehad, zonder nogtans de gemelde somme opgebragt te hebben. Immers Hertog Albrecht beweerde dit, in 't jaar 1370, eischende, dat het Slot hem wederom in handen gesteld, of het beloofde geld betaald werdtGa naar voetnoot(g). Bisschop Jan van Arkel was, reeds in 't jaar 1364, op bevel van Paus Urbaan den V, naar het Bisdom van Luik verplaatst, en Jan van Vernenburg, in zyne stede, tot Bisschop van Utrecht verheevenGa naar voetnoot(h). Doch deeze, in den haat der zynen geraakt en gevangen genomen zynde, hadt zig genoodzaakt gezien, alle de Sloten en inkomsten van het Neder-Stigt, aan eenige Edelen, die hem zestienduizend oude Schilden, tot zyn losgeld, | |
[pagina 306]
| |
opschooten, te verpandenGa naar voetnoot(i); en vondt zig, derhalven, buiten staat, om Vreêland te vryen. Eduard, Hertog van Gelder, tot Middelaar in dit geschil verkooren, veroordeelde den Bisschop, om te betaalen, of 't Slot af te staanGa naar voetnoot(k). In deezen stand der zaaken, overleedt de Bisschop. Paus Urbaan, voorzag de Utrechtsche Kerk haast van eenen anderen. Arnold. Zoon des Heeren van Hoorne, bekwam deeze waardigheid; doch wel verre van Hertoge Albrecht te willen voldoen, gaf hy 't Slot Vreéland zynen Neeve, Zweder van Gaasbeek, Heere van Putten, te bewaaren, met beding, dat hy 't nimmer van 't Stigt zou mogen vervreemdenGa naar voetnoot(l). Albrecht drong egter zo sterk op het opbrengen der beloofdeGa naar margenoot+ penningen, dat de Stigtschen, in 't jaar 1374, eenige Gemagtigden naar den Haage zonden, om met hem af te rekenen Doch alzo zy de volle somme niet bragten, keerden zy onverrigter zaake te rug, en deeden zulk een verslag van hunne reize, dat 's Lands drie Staaten, byeen geroepen zvnde, eenpaarig beslooten, den Hollanderen den oorlog te verklaaren, gelyk geschiedde. |
|