Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijAlbrecht, door Karel den IV, tot Graave aangesteld, blyft egter den titel van Ruwaard voeren. 1371.Ondertusschen, hadt Hertog Albrecht zig reeds met een Verzoekschrift ten Keizerlyken Hove vervoegd, waar in hy, de ongeneeslykheid der kwaale zyns Broeders, die reeds dertien jaaren geduurd hadt, ten breedsten hebbende uitgemeeten, begeerde, dat hy, in deszelfs plaatse, tot Graave van Henegouwen, Holland en Zeeland, en tot Heere van Friesland mogt worden aangesteld. Zyn verzoek werdt ingewilligd. Keizer Karel de IV. stelde hem tot Graave en Heere aan, en beval den Landzaaten, by open' Brieven, hem hier voor te erkennenGa naar voetnoot(e). Men ziet, uit dezelven, dat de Keizers deeze Landen nog als Ryks- Leenen bleeven aanmerken. Ondertusschen is 't opmerkelyk, dat Albrecht, schoon door den Keizer, reeds omtrent den jaare 1371, tot Graave aangesteld, egter nog tot in 't jaar | |
[pagina 305]
| |
1389 toe, in zyne Brieven, hier te lande verleend, den naam van Ruwaard gevoerd heeft: waar uit men schynt te mogen besluiten, dat de Keizerlyke Brieven, by de Landzaaten, niet kragtig genoeg geoordeeld zyn, om Albrecht, voor zyns Broeders dood, tot Graave te doen aanneemen. |
|