Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDagvaart te Geertruidenberg. 1364.Hertog Albrecht besteedde, derhalven, de rust, die hem de Vrede met Gelderland verschafte, om 't een en 't ander te weeg te brengen. In 't jaar 1364, beschreef hy de Edelen en Steden van Holland en Zeeland, tegen den vyfentwintigsten van Grasmaand, te Geertruidenberg, ter Dagvaart. Hier werdt, op zyn verzoek, verklaard ‘dat de Koningin van Engeland geen Regt altoos op deeze Landen hadt; die, van ouds, onverdeelbaar geweest zynde, Hertoge Willem, zynen Broeder, en hem, als Ruwaard, geheellyk en geregtelyk waren aanbestorvenGa naar voetnoot(y).’ Met zulk eene verklaaring gesterkt, begaf Hertog Albrecht zig, omtrent twee jaaren laater, naar Engeland, om met Koning Eduard, over den eisch der Koninginne, te handelen. Hy was van eenige Edelen verzeld, en voorzien van Volmagt, van wege de Steden, om de zaak af te doenGa naar voetnoot(z); doch 't liep nog tot in 't jaar 1372 of langer aan, eer 'er een einde van kwam. Eduard, wien 't,Ga naar margenoot+ in dit jaar, met den kryg tegen Karel den V, Koning van Frankryk, tegenliep, poogde zig met het Bondgenootschap van Hertoge Albrecht te sterkenGa naar voetnoot(a), en stondt, om hem | |
[pagina 304]
| |
in zyne belangen over te haalen, af van het Regt der Koninginne op deeze LandenGa naar voetnoot(b). Albrecht, die, eenige jaaren geleeden, in Frankryk geweest zynde, door den Koning, beleefdelyk onthaaldGa naar voetnoot(c), en sedert bewoogen geworden was, om onzydig te blyvenGa naar voetnoot(d); verkoor nu, zo 't schynt, de zyde van Engeland: doch 't blykt niet, dat de Koning veel voordeels van dit Bondgenootschap getrokken heeft. |
|