Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 260]
| |
Schepen: werwaards hun de Friezen, tot in 't water toe, vervolgdenGa naar voetnoot(d). Deeze ongelukkige stryd en 's Graaven dood viel voor, op den zesentwintigsten of zevenentwintigstenGa naar voetnoot(e) van Herfstmaand des jaars 1345, by een Dorp, Werrega genaamd, niet verre van S. Odulfs Klooster by Staveren; en juist op de plaats, alwaar de Hollandsche Graaven te regt plagten te zittenGa naar voetnoot(f). Men vindt, dat 'er, van de Hollandsche zyde, drieduizend zevenhonderd man gesneuveld zouden zynGa naar voetnoot(g). Sommigen maaken 't getal veel grooter. Zeker is 't, dat 'er veele voornaame Henegouwer, Hollandsche en Zeeuwsche Edelen zyn omgekomen. Onder de Hollandschen en Zeeuwschen, worden twee Heeren van de MerwedeGa naar voetnoot(1), één van Haamstede, Willem van Naaldwyk, Simon en Dirk van Teilingen, Guy van Asperon, Ogier van Spangen en eenige anderen, met naame, genoemd. Doch Jan van Beaumont was, zyns ondanks, door zynen Schildknaap, Robert van Gluves, en eenige anderen, in een vaartuig geworpen: 't welk zyne behoudenis | |
[pagina 261]
| |
wasGa naar voetnoot(h). 't Lyk van den Graave werdt, eerst na verloop van tien dagen, gevonden, en in eenGa naar margenoot*.Klooster by Bolswaard begraavenGa naar voetnoot(i). Te Heemstede, werdt eene Kapel gestigt, ter zyner gedagtenisse, welke, ter bede van Graave Willem den V, in 't jaar 1347, tot eene Kerspelkerk verheeven werdtGa naar voetnoot(k). Holland en Zeeland smolt in rouw op de tyding deezer nederlaage. De jonge Graavin was zo aangedaan, over de dood haars Egtgenoots, en zo gebeeten op de Friezen, dat zy derzelver goederen, in Holland, allen verbeurd verklaarde. Het Eiland Marken, by Monnikendam, was, ruim eene eeuw geleeden, voor de helft geschonken aan de Abtdye van Mariengaard by Dokkum, en voor de andere helft, door dezelve, van Nikolaas en Jan Persyn gekogt: sedert hadt de Abtdy hier een Monniken-Klooster gestigt,Ga naar margenoot*Marienhof genaamd: 't welk zy van Friesche Monniken voorzien hadtGa naar voetnoot(l). Dit Klooster werdt ook aan de wraakzugt der verstoorde Graavinne opgeofferd. Zy zondt eene bende Krygsvolk naar Marken, die 't Gebouw in den brand staken, en de ongelukkige Monniken, in de Zuiderzee, smeetenGa naar voetnoot(m). Willem de IV. was, volgens het berigt van eenen zyner TydgenootenGa naar voetnoot(n), de eerste der Hollandsche Graaven, die de gewoonte | |
[pagina 262]
| |
invoerde van de kwaade Leenen, welken aan de Graaflykheid verstierven, niet, gelyk voorheen gebruiklyk geweest was, geheel te laaten, en aan eenen der naaste Maagen, ten redelyken pryze, af te staan; maar te verdeelen, en aan verscheiden' Heeren uit te geeven: waar uit veele geschillen over het Regt van Patroonschap, het Molenregt, en andere Heerlyke Regten ontstaan zyn. Wy hebben reeds aangemerkt, dat Graaf Willem nimmer Kinderen by zyne Gemaalin verwekt heeft. Zy begaf zig, sedert, in een tweede Huwelyk, met Wenzelaus, Graave van Luxemburg, Zoon van Jan, Koning van BoheemenGa naar voetnoot(o). |
|