Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXIII. Togt tegen de Friezen.Hy was, in 't jaar 1338, door die van Staveren, voor Heere aangenomenGa naar voetnoot(z), en hadt hun of den anderen Friezen, sedert, eenige schattingen opgelegd, die hun te zwaar scheenen, waarom zy de wapenen tegen hem opgevat, en, zo 't schynt, eenige vyandlykheden tegen zyne Amptenaars gepleegd haddenGa naar voetnoot(a). Willem, dus in zyne eer getast | |
[pagina 259]
| |
zynde, en nog een talryk Leger op de been hebbende, begeeft zig te Dordrecht scheepGa naar voetnoot(b), en zeilt, vermoedelyk door de binnenwaters, naar de Zuiderzee; om eene Landing in Friesland te doen. De Dordrechtsche Poorters verzelden hem; onder anderen, op deezen togt. Men vindt; dat hy hun; deswegen, veertienhonderd ponden Hollandsch schuldig bleef, waar over zy, in 't jaar 1348, met Willem den V, afrekendenGa naar voetnoot(c): De Vloot, door het onstuimig Herfstweder, of door andere oorzaaken, verstrooid geraakt, landde niet gelykelyk aan de Friesche kust. Jan van Beaumont was één der eersten, die, omtrent Staveren, aan land stapten: en hy zag zig zo dra niet van een maatig getal knegten verzeld, of hy viel aan op eenen hoop Friezen, die, wel op hunne hoede, de Hollanders zo ontvingen, dat 'er een groot deel sneuvelde, en de overigen de vlugt neemen moesten. De Graaf, midlerwyl ook aan land gekomen, gunde zig geenen tyd, om zyn Leger behoorlyk te schaaren; maar, met verdeelde hoopen, op de Friezen, die ook hier en daar in 't riet zaten, aanvallende, wikkelde hy zig en zyn volk in nadeelige schermutselingen in: die tot den laaten avond duurden. |
|