Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 255]
| |
XXXII. Kryg tegen de Stichtschen.De Graaf, hier te Lande te rug gekeerd, hieldt zyn Leger op de been: van zins om 'er zig tegen de Stigtschen, op welken hy te onvrede was, van te bedienen. Bisschop Jan van Diest, op den eersten van Zomermaand des jaars 1340, overleeden zyndeGa naar voetnoot(h), hadt Paus Benediktus de XI, zo dra hy 'er kennis van kreeg, by eenen Brief van den eersten van HooimaandGa naar voetnoot(i), de vervulling van den Bisschoplyken zetel aan zig behouden. Graaf Willem hadt gaarne gezien, dat men Jan van Arkel verkooren hadt; doch Jan van Bronkhorst, die te vooren nog eens verkooren geweest was, werdt, door Reinoud den II, Hertog van Gelder, aangepreezen. De Paus verwierp den een' en den anderen, en droeg de Bisschoplyke waardigheid van Utrecht op, aan eenen edelen Romein, Nikolaas de Caputio genaamd; die 'er nogtans binnen 't jaar afstand van deedtGa naar voetnoot(k). Jan van Arkel bevondt zig te Avignon, alwaar toen de Paus zyn hof hieldt, en wist by Klemens den VI, die Benediktus, in Bloeimaand des jaars 1342, was opgevolgd, zo veel te verwerven, dat hy tot Bisschop van Utrecht aangesteld werdt, by eene Pauselyke Bulle van den twintigsten van Slagtmaand des gemelden jaars, die nog voorhanden isGa naar voetnoot(l). 't Liep egter aan, tot in BloeimaandGa naar margenoot+ des jaars 1343, eer Bisschop Jan van Arkel te Utrecht te rug kwamGa naar voetnoot(m). Graaf | |
[pagina 256]
| |
Willem was, ondertusschen, door de Kerkelyken van Utrecht, die Jan van Arkel gunstig waren, al kort na de dood van Jan van Diest, voor den tyd van twee jaaren, tot Momber of Regent van 't Stigt verkoorenvGa naar voetnoot(n), in welke waardigheid, Keizer Lodewyk hem bevestigd hadtGa naar voetnoot(o): doch hy hadt Jan van Arkel, Vader van den verkooren Bisschop, in den aanvang des jaars 1341, aangesteld, om het Momberschap, in zyne plaats, waar te neemenGa naar voetnoot(p). De Bisschop, de Regeering zyns Stigts aanvaard hebbende, redde de vervallen' zaaken deszelven binnen twee jaaren, loslende verscheiden' verpandde Sloten, en zelfs gantsch Overyssel: welks inkomsten, onder den Hertoge van Gelder, verpand warenGa naar voetnoot(q). Om voor nieuwe schulden beveiligd te zyn, brak hy, sedert, zyne Hofhouding op, en trok, omtrent of in het jaar 1345, naar Grenoble, alwaar hy, met minder omslag, leeven kon. Doch op zyn vertrek, hadt hy zynen Broeder, Robert van Arkel, tot Momber aangesteldGa naar voetnoot(r): en dit was de reden, naar alle waarschynlykheid, waarom Graaf Willem op de Stigtschen te onvrede was: schoon de oude Schryvers zulks niet aangetekend; maar redenen van minder belang van 's Graaven ongenoegen gegeven hebbenGa naar voetnoot(s). Om zig, tot | |
[pagina 257]
| |
het voortzetten van den Stigtschen kryg, in staat te stellen, hadt hy den Hollandschen en Zeeuwschen Steden gevergd, tot driehonderd ponden, jaarlyksche Lyfrenten voor hem te verkoopen, onder belofte, dat hy deeze penningen alleen in den Oorlog tegen de Stigtschen zou gebruiken, en geene nieuwe Bede doen, voor dat deeze schuld afgelegd was. Doch de Steden, hier mede niet vergenoegd, vorderden, dat de Graaf haar eenige nieuwe voorregten toestondt. Ook moesten de Edelen voor de naarkoming van zyne belofte borg staanGa naar voetnoot(t). |
|