Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijRidders der Duitsche Orde.De Ridder-Orde, van welke wy spreeken, was, omtrent het einde der twaalfde eeuwe, te Jeruzalem ingesteld, met het zelfde oogmerk byna, als de Orde der Tempelieren, van welke wy bovenGa naar voetnoot(z) gewaagd hebben. Omtrent den jaare 1226, hadt een groot getal deezer Ridderen zig in Pruissen nedergezet, alwaar zy de nieuwbekeerden tegen de ongeloovigen beschermden, veele Heidenen verdelgden, en zig van eene uitgestrekte Landstreek meester maakten. De Lithauwers, die nog ongeloovig bleeven, deeden hun egter, van tyd tot tyd, veel schade. Doch wanneer de Ridders te kort schooten, ontvingen zy geduurig onderstand, uit Boheemen, Oostenryk, Brandenburg en andere Landen. Men vindt zelfs, dat Henrik, Aartsbisschop van Keulen, in 't jaar 1255, eenen togt naar Pruissen ondernomen heeftGa naar voetnoot(a). Ten tyde van Graave Willem den IV, werden de Ridders zo zeer gekweld van de ongeloovige Lithauwers, die met de Russen verbonden warenGa naar voetnoot(b), dat de Koningen van Boheemen en Hongaryen, en andere Vorsten op weg sloegen, om deezen onverzoenlyken vyanden te keer te gaan. Graaf Willem, waarschynlyk onder- | |
[pagina 254]
| |
vindende, dat de Oostersche handel zyner onderzaaten, door deeze onlusten in Pruissen en de naaste Landen, zeer gestremd werdt, verzelde hen met vierhonderd RuitersGa naar voetnoot(c). Doch toen zy in Lithauwen gekomen waren, wees de Grootmeester der Duitsche Orde, Henrik van Arsberg, wien 't ondertusschen gelukt was, de Russen en Lithauwers te verslaan, hunnen bystand van de hand. Sommigen verhaalen, dat de Ridders hem dit, sedert, zo kwalyk namen, dat hy 'er om afgezet werdtGa naar voetnoot(d). Graaf Willem kwam, in of kort voor het jaar 1345, hier te Lande te rug. Twee-enveertig jaaren hier na, werden de Lithauwers, door 't beleid van Ladislaus Jagello, Koning van Poolen, tot de belydenis van het Christelyk Geloove, gebragtGa naar voetnoot(e). Men wil, dat Graaf Willem, op den hertogt uit Lithauwen, den weg over Keulen neemende, de Ryks- Vorsten, aldaar toen vergaderd, zo zeer tot hem genegen vondt, dat zy hem de Keizerlyke waardigheid aanbooden, onaangezien Keizer Lodewyk, 's Graaven Schoonbroeder, nog in 't leeven was; doch hy zou deeze aanbieding van de hand geweezen hebbenGa naar voetnoot(f). Anderen melden, dat Keizer Lodewyk zelf, omtrent deezen tyd, het Graaffchap Holland tot een Hertogdom zou hebben willen verheffen; doch dat Graaf Willem deeze eer geweigerd hadtGa naar voetnoot(g). |
|