Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Kennemers weigeren 's Graaven Bede, en verliezen hunne Voorregten.Overal egter, was men hem, gaarne of ongaarne, te wille. Men wil zelfs, dat sommigen, 't zy by deeze, of by eene andere gelegenheid, den Graave tienmaal zo veel booden, als hy geëischt hadtGa naar voetnoot(l). Doch dan zullen de Landzaaten ook nieuwe Voorregten begeerd hebben. Immers zo ging 't, in Kennemerland. Hier zei men den Graave in 't aangezigt ‘dat men zyne Bede wel voldoen, en 't Land zelf hoog genoeg schatten wilde; zo hy, van zyne zyde, den Kennemeren eenige Vryheden, die hem schristelyk werden voorgelegd, wilde toestaan’. De Graaf gaf hier op weigerend antwoord, en vertrok, de Gift der Kennemeren van de hand wyzende, verstoord naar 't Slot te Teilingen, en van daar naar den Haage, alwaar de Kennemers, kort hier na, ontbooden werden. Men vertoonde hun, hoe zeer de Graaf op hen gestoord was, en vroeg, of zy nog by hun voorig besluit blee- | |
[pagina 208]
| |
ven? Zy, bedeesd gemaakt, booden driemaal zo veel gelds, als te vooren, mids men hun de begeerde Vryheden toestondt. De Graaf, die hier geene ooren naar hadt, neigde tot strengheid, en, wel verre van den Kennemeren nieuwe Vryheden toe te staan, benam hy hun de ouden, dezelven allen verbeurd verklaarendeGa naar voetnoot(m). 't Schynt, dat de Kennemers, niet voor 't jaar 1346, in hunne oude Voorregten, hersteld geworden zynGa naar voetnoot(n). Ondertusschen toont ons dit voorbeeld, hoe veel gezags zig de Hollandsche Graaven reeds begonden aan te maatigen, en hoe volstrekt zy wilden gehoorzaamd zyn. Doch niet min klaar blykt dit, uit het gedrag, welk de Graaf, niet lang hier na, hieldt, omtrent de Stad Dordrecht zelve, die hem, kort te vooren, zulke rykelyke giften gedaan hadt. |
|