Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Geschillen met Engeland over den Koophandel.De rust, die deeze Landen, sedert, drie jaaren agter een, genooten, werdt, ten deele, besteed, tot het houden van SteekspelenGa naar voetnoot(g), op welken Graaf Willem smoorlyk verzot was, en die, gemeenlyk, te Haarlem werden aangelegdGa naar voetnoot(h); doch ten deele ook om den Koophandel en de Visschery op de Engelsche Kusten te beveiligen. Dirk van Brederode en Nikolaas van Putten, die 's Graaven voor- | |
[pagina 188]
| |
naamste Raaden warenGa naar voetnoot(h), zullen hem, ongetwyfeld, de hooge noodzaaklykheid hier van vertoond hebben. De Engelsche en Hollandsche Koopluiden vielen, omtrent deezen tyd, klagtig over malkanderen. Eenige Koopluiden van Linkoln, Jork en andere Plaatsen in Engeland vertoonden den Koning, thans Eduard den II, dat de Hollanders hun omtrent twaalf honderd ponden Sterlings schade ter Zee gedaan haddenGa naar voetnoot(i). Daarentegen, klaagden de Hollanders, dat de Engelschen hun eene goede menigte Haring en Visch, onder Engeland gevangen, hadden ontroofdGa naar voetnoot(k). Om deeze en diergelyke geschillen by te leggen, zondt Graaf Willem, in den Zomer des jaarsGa naar margenoot+ 1308, Christiaan van Raaphorst, Ridder, en eenige Afgevaardigden uit Dordrecht, Middelburg, Briel en andere Steden naar Engeland. De Koning benoemde terstond eenige Regters, om met hen in onderhandeling te treedenGa naar voetnoot(l); doch men schynt toen niets geslooten te hebben. Alleenlyk werdt de onderhandeling eenigen tyd sleepende gehouden, doordien de Koning op nieuws aanhieldt, om de Bruidsgaave, die de Hollanders zyne Zuster Elizabet, Weduwe van Graave Jan den I, nog schuldig warenGa naar voetnoot(m): schoon zonder vrugt. Ook vindt men, dat 'er, in 't jaar 1310, nog twee Middelburgers naar Enge- | |
[pagina 189]
| |
land gezonden werden, om de geschillen onder de Koopluiden te helpen byleggenGa naar voetnoot(n), en dat de Koning zig niet ongenegen toonde, om den Hollanderen eenig genoegen te geevenGa naar voetnoot(o); doch 't liep aan tot in 't jaar 1314, of nog langer, eer men eene onderlinge overeenkomst trof, by welke de benadeelde Engelschen vryheid kreegen, om hunne schade, op de Hollandsche Koopluiden, te verhaalenGa naar voetnoot(p). Sedert, ontstonden 'er egter geduurig nieuwe oneenigheden, tusschen de wederzydsche KoopluidenGa naar voetnoot(q), die, van geen byzonder gevolg geweest zynde, niet naauwkeurig behoeven verhaald te worden. |
|