Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
graauwen rok, om onbekender te zyn, te paarde; terwyl hem de mond met een' handschoen gestopt, de voeten onder 't Paard vast gebonden wordenGa naar voetnoot(a). Sommigen schryven, dat hem de vingers opgespleeten waren, om hem 't gebruik van toom en geweer te belettenGa naar voetnoot(b). Doch Stoke, die, uit den mond van een' Ooggetuigen, gehoord hadt, hoe men den Graaf hadt behandeldGa naar voetnoot(c), maakt hier geen gewag van. Het Volk, dat zig, veelligt uit vreeze van beschooten te worden, niet digt onder 't Slot schynt begeven te hebben, hieldt ondertusschen de toegangen van verre geslootenGa naar voetnoot(d): en lag, hier en daar, in 't Kooren, verschoolen: welk laatste men van de Naarders in 't byzonder gemeld vindtGa naar voetnoot(e). De Edelen, weetende dat de gemeene wegen bezet waren, toogen, langs eenen omweg en door moerassenGa naar voetnoot(f), naar Naarden, en waren naauwlyks half weg, by MuiderbergGa naar voetnoot(g), gekomen, of Velzen, op kondschap voor uit gereeden, kreeg de Naarders in 't oog. Hy vroeg hun, wat zy zogten? Dat gy brengt, onzen Graaf, was het antwoord. Velzen daar op, hun den rug toewendende, keert spoorslags wederom naar het overig Gezelschap, welk met den Graave volgde. En naauwlyks hadt hy, met weinige woorden, van de laage der Naarderen kennis gegevenGa naar voetnoot(h), of de Edelen schynen, | |
[pagina *1]
| |
L. F. du Bourge del.
P. Tanji Sculps. Moord van GRAAVE FLORIS den VYFDEN. | |
[pagina 82]
| |
eenpaarig, de dood des Graaven onvermydelyk gehouden te hebben. Zig tegen de Naarders, die terstond hulp gekreegen zouden hebben, met geweld, te verzetten, was niet doenlyk. En zo zy 't ondernomen hadden, was de uitslag, op zyn best, onzeker en gevaarlyk. De Graaf in 't leeven te laaten, en de vlugt te neemen, moest hun, na dat zy hem dus mishandeld hadden, naderhand gewislyk zuur opbreeken. Velzen dan, terwylGa naar margenoot+ hem, zo wel als de anderen, waarschynlyk, diergelyke gedagten schielyk door den geest zweeven, trekt, uit eigen' beweeging, of volgens sommigen, door Woerden aangezetGa naar voetnoot(i), zyn zwaard, en heft het, met beide de handen, om hoog, om 'er den Graave 't hoofd mede te klooven. Doch terwyl 's Graaven Paard, door deeze beweeging, verschrikt, ter zyde uit, in een' sloot springt, treft de slag zyne samengebonden handen, die beide afgehouwen werdenGa naar voetnoot(k). Velzen, toen van 't Paard stygende, gaf den Graave, in 't water, nog eenige wonden. De anderen schooten ook toe, en de rampzalige Floris werdt, door ruim twintig wonden, van 't leeven beroofd. De Naarders, of, volgens anderen, de Friezen, ondertusschen genaderd, vonden den Graave reeds vermoordGa naar voetnoot(l); hoewel sommigen verhaalen, dat zy hem nog enkele woorden hebben hooren uitenGa naar voetnoot(m). Twee Knegten, die nog aan 't woeden waren tegen den Graave, toen de Naarders of Friezen aankwamen, moesten | |
[pagina 83]
| |
't met de dood bekoopen. Velzen liep gelyk gevaar, alzo hem zyn Paard ontloopen was: doch hy sprong op het Paard van eenen zyner Dienaaren, en raakte met eene wonde vry. Hy begaf zig naar het Slot Kroonenburg, alwaar hy zig veilig waandeGa naar voetnoot(n). De andere Edelen waren al vroeger ontvlugt. WoerdenGa naar margenoot+ verliet deeze LandenGa naar voetnoot(o), en is 'er, zo ver men weet, nimmer wederom binnen gekomen. Men wil, dat Amstel met de zynen, eerlang, naar Pruissen geweeken zynde, omtrent Elbing, een Steedje, Holland genaamd, heeft gestigt of helpen bevolkenGa naar voetnoot(p). Doch hier voor is, behalven de oude overlevering, wei nig grond. Anderen melden, dat hy, die reeds hoog bejaard was, eenigen tyd, door buitenlandsche Vrienden, onderhouden geweest zyndeGa naar voetnoot(q), omtrent den jaare 1300, wederom herwaards gekeerd; doch toen, zyne Stad Amstelredam, met houten bruggen en toorens, versterkt hebbende, door de Haarlemmers en Waterlanders, overvallen en verdreeven is: waarna de nieuwe toorens en bruggen, door 't vuur, vernield werdenGa naar voetnoot(r). Doch hoe Gysbrecht wederom aan zo veel bewinds over Amsterdam, welks Heerlykheid aan Jan Persyn was opgedraagen, geraakt ware, meldt niemant. 's Graaven Lyk werdt terstond uit het water gehaald, gebalsemd en eerst naar Alkmaar gebragt; doch sedert te Rynsburg begraavenGa naar voetnoot(s). | |
[pagina 84]
| |
Het Ingewand bleef egter te Alkmaar, in eene Kiste, die aldaar nog te zien is. Te Muiderberg, alwaar hy vermoord was, werdt, in den jaare 1324, door Willem den III, Graave van Holland, eene Kapel gestigt, om zyne ziel, aldaar ten goede te doen gedenkenGa naar voetnoot(t). Ook schikte men vyfentwintig pond, om, te Alkmaar, zielmissen voor hem te doen; welke stigting, door Willem den VI, in 't jaar 1414, naar den Haage werdt overgebragtGa naar voetnoot(u). De ongelukkige dood van Graave Floris was op den zevenentwintigstenGa naar voetnoot(v), of, volgens anderen, op den agtentwintigstenGa naar voetnoot(w) van Zomermaand des jaars 1296, voorgevallen. Dusdanig was het einde van Floris den V, Graave van Holland, die alle zyne Voorzaaten, in magt en aanzien, verre te boven ging. Hy is de eerste der Hollandsche Graaven, die zig, sedert zyn Huwelyk met Beatrix, of veelligt eerst, sedert de hulde, volgens sommigen, omtrent den jaare 1289, aan den Graave van Vlaanderen gedaanGa naar voetnoot(x), in zyne open' Brieven, Graaf van Zeeland genoemd heeft, Ook nam hy, na de onderwerping der Friezen van den jaare 1288, den naam aan van Heere van FrieslandGa naar voetnoot(4). Hy verkreeg de | |
[pagina 85]
| |
Oppermagt over de Landen van Amstel en Woerden, welker beheering, sedert, ook aan de Graaflykheid van Holland kwam. Doch gelukkiger zou hy geweest zyn, hadt hy zig niet te diep ingewikkeld met Vorsten, die hem te verre in magt en rykdom overtroffen. De gunst der goede Gemeente, die hy, door het schenken van wydlustige Voorregten, meer nog dan zyne Voorzaaten, hadt weeten te winnen, hieldt hem lang staande, tegen de afgunst veeler Edelen, die, daarenboven, uit byzondere oorzaaken, op hem gebeeten, hem in 't ongeluk stortten, in welk hy omkwam. Men schryft hem de Stigting toe van het Lusthuis Vogelenzang, in de Duinen, een groot uur gaans Zuidwestwaards van Haarlem, gelegen. Ook heeft hy het Hof in den Haage, door zynen Vader aangevangen, verder voltrokken. In deeze Lustplaatsen, plagt hy zig met de Jufferschap; ook met de Jagt en andere Ridderlyke oefeningen te vermaakenGa naar voetnoot(y). Nog geene drieGa naar margenoot+ maanden voor zynen dood, op den vyfden van Grasmaand, was zyne Gemaalin Beatrix | |
[pagina 86]
| |
overleeden. Zy werdt ook te Rynsburg begraaven: doch bleef, om haare heusche vriendelykheid en gemeenzaamheid, by de Landzaaten, lang in gezegende gedagtenisGa naar voetnoot(z). |
|