Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXI. De Hollanders en Westfriezen omringen her Muider Slot.'t Gerugt van 's Graaven gevangenis vloog vast, als een bliksem, 't gantsche Land door, en trof de Edelen, die 't met hem hielden, maar inzonderheid de Gemeente, in de Steden en ten platten Lande, met eenen diepen schrik: die terstond gevolgd werdt van eene sterke begeerte om hem te verlossen. In Kennemerland en Waterland, en vooral in Westfriesland, was elk op de been en in optogt naar 't Muiderslot. Men bemande, in alleryl, eenige Vaartuigen, die, de Zuiderzee langs stevenende, omtrent het Slot bleeven kruissenGa naar voetnoot(v). Waarschynlyk, is dit reeds op den eersten of uiterlyk op den tweeden dag na 's Graaven gevangenis geschied: en dan kan men | |
[pagina 80]
| |
de reden begrypen, waarom de Edelen hem niet terstond te water vervoerd hebben. Al de dienst, dien deeze woeste menigte deedt, was, dat zy 't vervoeren des Graaven belette. 't Slot te beleggen of te bestormen stondt in haare magt niet. Ook waren ten minsten de Kennemers en Waterlanders zonder OpperhoofdGa naar voetnoot(w). Over de Friezen, schynt Klaas de Grebber, een Westfriesch Edelman in 's Graaven dienst, eenig bevel gevoerd te hebbenGa naar voetnoot(x). De Edelen, op 't Slot, vonden zig, ondertusschen, in geene kleine verlegenheid. Zy zagen de menigte der Hollanderen, te water en te lande, vast aangroeijen, en 't Slot van verre omsingelen. Onderling geraadpleegd hebbende, beslooten zy, den Graave eenen Brief te doen schryven, waar by hy 't volk beval af te trekken, en hoop gaf, dat hy haast in vryheid gesteld zou worden. Doch toen zy zagen, dat deeze list geene uitwerking deedt, alzo de domsten ligtelyk bevroeden konden, dat de Brief den Graave afgedrongen wasGa naar voetnoot(y), vonden zy raadzaam, 't Slot te verlaaten, en Floris, was 't niet te water naar Engeland, ten minsten te lande naar Brabant of Vlaanderen, te vervoerenGa naar voetnoot(z). Uit welk besluit, men afneemen kan, dat de Edelen nog niet voorgenomen hadden, den Graave van 't leeven te berooven. |
|