Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijGraaf Floris tot eene Vogeljagt uitgenodigd.De Graaf, ylende naar de Jagt, die allen om hem te vangen aangelegd was, reedt, van twee Jongelingen, Jan, Zoon van Jan van Avennes, Graave van Henegouwen, en Gerard, Jonkheer van Voorne, en van weinige Knegten verzeld, ter Stad uit. Zyn Gezin moest hem volgen, zo dra de Paarden gezadeld warenGa naar voetnoot(m). Een half uur gaans omtrent van UtrechtGa naar voetnoot(n), naar den Vegtkant, gekomen, ontdekt hy Herman van Woerden, van verre, dien hy te gemoet rydt, om hem te vraagen, waar de Vogeljagt gehouden werdt. Woerden, Amstel, Velzen en eene menigte anderen, toen uit de hinderlaage te voorschyn komende, gingen los op den Graave: die, nog zonder agterdogt, hen beleefdelyk groet- | |
[pagina 78]
| |
te. Woerden greep terstond. 's Graaven Paard by den toom, en beet hem toe: Uit hebben, Meester, uwe hooge sprongen. Gy zult ons nietGa naar margenoot+ langer ringelooren. Of 't u lief zy of leed, gy zyt onze gevangen. Midlerwyl, rukte Arend van Benskoop den Graave de Sperwer van de hand. Floris, die nog waande dat men met hem jokteGa naar voetnoot(o), werdt eerst uit den droom geholpen, door Woerden, die hem met een straf gelaat zwoer, dat by Holland nimmer weêr zien zouGa naar voetnoot(p). De Graaf, eindelyk bemerkende, wat men met hem voorhadt, sloeg de hand aan zyn zwaard, om zig te verweeren. Doch Velzen hadt het zyne reeds uit de schede, dreigende den Graave den kop te klooven, zo hy 't geweer uittoog. Een van 's Graaven Dienaars, toen tusschen beide rydende, werdt, zo wel als zyn Paard, zwaarlyk gewond. De jonge Heeren, Avennes en Voorne, ziende hoe 't hier geschaapen stondt, renden spoorsslags naar Utrecht te rug: alwaar de tyding, die zy bragten, onder 's Graaven Vyanden, vreugde, onder zyne Vrienden, verslaagenheid veroorzaakte. De Heer van Arkel nam deeze Jongelingen terstond in zyne bescherming, hen voerende eerst naar zyn Slot, te Gorinchem, en kort daaraan, naar Dordrecht. Ga naar voetnootmargin De Edelen, den Graave gevangen genomen hebbende, bragten hem, in aller yl, naar 't Slot KroonenburgGa naar voetnoot(q), aan den Vegtstroom gelegen, en den Heere van Amstel toebehoorendeGa naar voetnoot(r). Hier eene korte wyle vertoefd | |
[pagina 79]
| |
hebbende, trokken zy met hem voort naar het Slot te Muiden, 't welk hy zelf hadt doen stigten, of verbeterenGa naar voetnoot(s). Dit Slot, dat nog in wezen is, staat, insgelyks, aan de Vegt, niet verre van de Zuiderzee. Men schynt den Graave derwaards gebragt te hebben, om dat hier de naaste en bekwaamste gelegenheid was, om hem te schepe naar Engeland te vervoeren. 't Was in den nademiddag of tegen den avond van den drie-entwintigsten van Zomermaand des jaars 1296Ga naar voetnoot(t), toen Floris in dit Slot gebragt werdt, alwaar hy vier droevige nagten sleet. Woerden wordt, boven anderen, beschuldigd, dat hy den Graave hier veel ongemaks deedt lydenGa naar voetnoot(u). |
|