Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijFloris de V. beweert regt te hebben op de Kroon van Schotland. 1290.Omtrent den jaare 1290, viel 'er iets voor, 't welk deezen band van Vriendschap nog nader scheen te moeten toehaalen. Alexander de III, Koning van Schotland, in 't jaar 1289, overleeden zyndeGa naar voetnoot(o), liet geene nadere Erfgenaamen na, dan eene Kleindogter, Margareet genaamd, en gebooren uit zyne eenige Dogter, die den zelfden naam voerde, en, in 't jaar 1281, met Erik, Koning van Noorwegen, gehuwd geweest zynde, reeds voor haaren Vader, overleeden was. Eduard de I, Koning van Engeland, zogt zig van deeze gelegenheid te bedienen, om Schotland met Engeland te vereenigen; en sloeg, ten dien einde, een Huwelyk voor, tusschen de jonge Noordsche Prinses en zynen Zoon Eduard. De Schotten gaven 'er hunne toestemming toe. Margareet werdt ontbooden; doch stierf op de reize, den tienden van Wintermaand des jaars 1290Ga naar voetnoot(p). Zo dra kreeg men hier, in Schotland, geene tyding van, of verscheiden' voornaame Heeren, verre Maagen van Koning Alexander, dongen naar de Kroon. Eduard bediende zig van de verwarringen, die hieruit ontstonden, om het Schotsche Ryk leenroerig van het Engelsche te doen erkennen: 't welk eertyds wel geschied was. Zelfs wil men, dat hy die verwarringen deedt toeneemen, verscheiden' Persoonen aanmoedigende, om naar de Schotsche | |
[pagina 56]
| |
Kroon te staan: op dat hy te schooner kans hebben zou, om tot bemiddelaar der geschillen, die hier uit ontstaan moesten, gekooren te worden. Eerlang deeden zig wel dertien Mededingers op. En onder deezen, bevondt zig ook Floris, Graaf van Holland, die, in deGa naar margenoot+ Lente des jaars 1291, in persoon naar Engeland overstak, meer, zo 't schynt, om Koning Eduard dienst te doen, dan om dat hy agten kon, voor anderen, tot de Schotsche Kroon geregtigd te zyn. Zie hier egter, met één woord, waar op hy zyn Regt vestigde. Henrik, Zoon van David, Koning van Schotland, was de Oud-Over-Grootvader geweest van Alexander den III, en hadt, in 't jaar 1142, voor zynen Vader, stervende, drie Zoonen nagelaaten, Makolm den IV. en Willem, die, na malkanderen, den Schotschen Troon beklommen, en David, Graaf van Huntington; benevens ééne Dogter, Ada genaamd, die met Floris den III, Graave van Holland, gehuwd was: en van deezen twee, was Floris de V, in eene regte lyn, afkomstig. Doch onder de andere Mededingers, waren 'er verscheiden', die Alexander den III. veel nader bestonden, en, daarenboven, veel aanhangs in 't Ryk hadden: zo dat 'er geheel geen kans was voor Graave Floris, om de Schotsche Kroon magtig te worden. Hy verscheen egter in de Staatsvergadering, die, op den tienden van Bloeimaand, te Norham gehouden werdtGa naar voetnoot(q); en was van de eersten, die, de Oppermagt des Engelschen Konings over het Schot- | |
[pagina 57]
| |
sche Ryk erkennende, hem tot beslissend Regter onder de Mededingers aannamenGa naar voetnoot(r). 't Liep aan tot den derden van Oogstmaand, eer de Mededingers gelegenheid kreegen, om hun Regt te verdedigen. Dit geschiedde te Berwyk. Graaf Floris werdt eerst gehoordGa naar voetnoot(s). Na hem, alle de anderen. De uitspraak geschiedde eerst op den zesden van Slagtmaand des jaars 1292, ten voordeele van Jan de BalliolGa naar voetnoot(t),Ga naar margenoot+ die, uit eene Dogters Dogter van David, Graave van Huntington, gebooren was, en daarom geoordeeld werdt het naaste Regt tot de Kroon te hebben. Graaf Floris deedt toen, onderGa naar margenoot+ anderen, den zeventienden derzelfde maand, openlyk afstand van de KroonGa naar voetnoot(u). Onze Kronykschryvers willen, dat Jan de Balliol Graave Floris eene merkelyke somme gelds opbrengen moest, eer hy zig tot deezen afstand beweegen lietGa naar voetnoot(v); 't welk gantsch niet onwaarschynlyk is. De nieuwe Schotsche Koning erkende zig, ondertusschen, leenroerig van Koning Eduard, die hem, eerlang, wederom van den Troon stiet. Doch dit behoort niet, tot de Historie onzes Vaderlands. |
|