Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. Verkoeling van Vriendschap tusschen Graave Floris en Koning Eduard. 1295.De Graaf, uit Schotland wederom t'huiswaards gekeerd zynde, werdt, binnen drie jaaren daar na, genoodzaakt, tegen de Vlaamingen ten stryde te trekken: waar van wy den uitslag reeds verhaald hebben. Deeze Kryg gaf de eerste gelegenheid tot verkoeling van | |
[pagina 58]
| |
de Vriendschap tusschen Graave Floris en Koning Eduard. De Graaf hadt den Koning om onderstand tegen de Vlaamingen verzogt, die hem, onder verscheiden' voorwendsels, was geweigerdGa naar voetnoot(w). Doch de waare reden was, dat de Koning Guy, Graave van Vlaanderen, zogt te beweegen, om zig, met hem, tegen Frankryk te verbinden: 't welk niet gelukt zou hebben, indien hy Graave Floris den verzogten onderstand gegund hadt. Guy hadt reden van misnoegen, tegen Filips den Schoonen, Koning van Frankryk, opgevat, en liet zig daarom te ligter in eene onderhandeling met Eduard in, die geene moeite spaarde, om hem in zyne belangen over te haalen. Men sloot een Huwelyk tusschen Prins Eduard en Filippe, Dogter van Graave GuyGa naar voetnoot(x). De Koning deedt Guy, voor rekening van Reinoud, Graave van Gelder, honderd duizend ponden zwarten Tournois betaalen, waar door hy den een', zo wel als den ander', aan zigGa naar margenoot+ verpligtteGa naar voetnoot(y). De Stapel der Engelsche Wolle, onlangs te Dordrecht gelegd, werdt, van daar, gedeeltelyk naar Brugge in VlaanderenGa naar voetnoot(z), gedeeltelyk naar Mechelen in Brabant verplaatstGa naar voetnoot(a). Men vindt, dat die van Dordrecht, in 't jaar 1312, nog eenige poogingen hebben aangewend, om den Wol-stapel wederom te bekomenGa naar voetnoot(b); doch vergeefs. En schoon de Engelschen, de voordeeligheid van | |
[pagina 59]
| |
den Wolhandel bezeffende, denzelven, eerlang, geheel in hun Ryk bragtenGa naar voetnoot(c); scheen het zig nu egter, meer en meer, te schikken, tot eene naauwe verbindtenis, tusschen de Engelschen en de Vlaamingen, die ook eerlang geslooten werdt. In plaats van Floris tegen Guy te helpen, zondt Eduard Jan, Heer van Kuik, die zig, kort te vooren, om twee duizend ponden 's jaars, ten zynen dienst verbonden hadtGa naar voetnoot(d), herwaards, om den twist in der minne by te leggenGa naar voetnoot(e), 't welk van geen gevolg was. De Hollandsche Graaf zag, ondertusschen, de verbindtenis der Engelschen en Vlaamingen, niet zonder merkelyk ongenoegen. Vooral stak hem in den krop het verleggen van den Stapel der Wolle, waar door de Hollandsche Koopluiden niet alleen, maar de Graaf zelf, in zyne Tollen, merkelyke nadeelen lyden moest. Hy verlangde dan naar gelegenheid, om den Engelschen dit bedryf betaald te zetten, die zig wel haast opdeedt. |
|