Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Vriendschap tusschen Holland en Engeland.Het Verdrag, in den jaare 1285, tusschen Graave Floris en Eduard den I, Koning van Engeland, getroffen, was, tot hier toe, zo ver men weet, volkomen onderhouden. Jonkheer Jan was terstond naar Engeland gezonden, om aldaar opgevoed te wordenGa naar voetnoot(g): ook hadt hy 'er den meesten tyd doorgebragt, en was maar eens, meent men, wederom hier geweest, voor eene korte poosGa naar voetnoot(h). Eduard hadt ook, op zynen tyd, de beloofde Penningen aan Graave Floris betaaldGa naar voetnoot(i). De voltrekking van 't Huwelyk, tusschen Jan en Elizabet, werdt alleenlyk uitgesteld, tot dat het Paar een' bekwaamen Ouderdom zou bereikt hebben. De Vriendschap tusschen de Hollanders en Engelschen scheen dus volkomen bevestigd te zyn. MenGa naar margenoot+ begunstigde den onderlingen Koophandel. Eduard deedt den Stapel der Engelsche Wolle te Dordrecht leggenGa naar voetnoot(k), alwaar thans groote Koophandel, zo ter Zee als langs de Rivieren, in Wyn, Graanen, Zout, Yzer, Hout, Lakens en andere Waaren gedreeven | |
[pagina 54]
| |
werdtGa naar voetnoot(l). Ook gaf hy den Hollanderen, Zeeuwen en Friezen volkomen vryheid, om op de Engelsche Kusten, omtrent Jarmouth, te mogen visschen, beveelende zyne Onderdaanen hun hier in niet hinderlyk, maar veel eer behulpzaam te zyn. De Koninglyke Brief, uit welken dit blykt, is, op den agtentwintigsten van Herfstmaand des jaars 1295, gedagtekendGa naar voetnoot(m), en het oudste bewys, welk my van de Haringvisschery deezer Landen voorgekomen is. 't Schynt ook, dat de Ingezetenen deezer Landen den handel op Engeland meest met hunne eigen' Schepen dreeven; alzo Koning Eduard, in eenen Brief, omtrent deezen tyd, aan Keizer Adolf geschreeven, zegt, dat de ‘Hollandsche Havens en Reeden niet zo goed, en den Engelschen Zeeluiden niet zo bekend waren, als de VlaamscheGa naar voetnoot(9). Van tyd tot tyd, reezen 'er, tusschen de wederzydsche Koopluiden, wel eenige geschillen, die somtyds hoog genoeg liepen; doch zy | |
[pagina 55]
| |
werden, gemeenlyk, spoedig bygelegdGa naar voetnoot(n), en braken de Vriendschap niet. |
|