Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
XII. Nieuwe Onderneemingen tegen de Westfriezen.De Stigtsche oneenigheden dus vereffend zynde, begon Graaf Floris op het verder beteugelen der Westfriezen bedagt te zyn. De dikwerf herhaalde stormen op het Slot te Wydenes hadden genoeg doen zien, hoe zwaar het hun viel, door sterkten bekneld te worden. De Graaf dan, om der aloude Friesche Vryheid, eindelyk, den doodsteek te geeven, vondt geraaden, eenige nieuwe Vestingen by deeze te voegen. Om hier toe in staat te zyn, moest hy eerst een Leger in Westfriesland voeren: waar toe zig, eerlang, gunstige gelegenheid op deedt. Twee hevige stormen,Ga naar margenoot+ op den zeventienden van Wintermaand des jaars 1286, en op den vyfden van Sprokkelmaand des jaars 1287, voorgevallen, hadden het zeewater, alomme, langs de Kusten deezer Gewesten, tot eene geweldige hoogte, doen ryzen, en over alle Landen gejaagd. Friesland, beoosten de Zuiderzee, werdt geheel overstroomd. Ook liep gantsch Zeeland, behalven Walcheren en Wolfaartsdyk, onder, Gantsch Westfriesland bezuurde gelyken ramp, die eene geweldige menigte Volks deedt omkomenGa naar voetnoot(f). De Landen stonden hier nog met water bedekt, toen Dirk van Brederode zig, op 's Graaven last, met eenige welbemande Koggen, langs de Zuiderzee, naar Westfriesland begaf. De Friezen, wier Dorpen, meest op hoogten gestigt zynde, door den ingevallen Watervloed van een gescheiden | |
[pagina 44]
| |
waren, vonden zig geheel buiten staat, om een Leger by een te brengen. Ook hadden zy geene Koggen by der hand, om te water te konnen stryden. Des viel het Brederode niet moeilyk, hen tot onderwerping te brengen. Hy voerde zyne Vloot van Dorp tot Dorp, doende alomme den Graave voor Heere van Friesland erkennenGa naar voetnoot(g). Toen, na verloop van eenigen tyd, het water gevallen was, begaf Graaf Floris zig, in persoon, naar Westfriesland, aan 't hoofd van een talryk Leger, welk dienen zou, om de voorgenomenGa naar margenoot+ Stigting van eenige Sterkten te dekken. Vier zwaare Sloten werden 'er, eerlang, opgeregt: één te Medenblik, welk nog in wezen is, en toen diende, om den toegang tot Dregterland, te water, open te houden, en één by Alkmaar, op de grenzen van Kennemerland, Nieuwendorp of Nieuwenburg genaamd. Niet verre van hier, bouwde hy een derde Slot, Middelburg geheeten: en heel aan den Oostkant van de Zype, toen nog onbedykt, het vierde, draagende den naam van Eenigenburg, en dienende om den weg naar Westfriesland, ook aan deeze zyde, voor de Hollanders open te houden. By deeze vier Sloten, voegde hy een vyfde, Nieuwendoorn genaamd: doch ditGa naar margenoot+ werdt, by zynen tyd, niet volbouwdGa naar voetnoot(h). De Graaf hieldt zig, in den aanvang des jaars 1288, op het Slot Toorenburg, voorheen door Koning Willem gestigt, werwaards de meesteGa naar margenoot+ Westfriesche Dorpen afgevaardigden zon- | |
[pagina 45]
| |
den, die, op den eenentwintigsten van Louwmaand, hunnen Zoen maakten, op deezen voet. ‘Zy zouden den Graave onderdaanig zyn, op zyn bevel ter Heirvaart trekken, en hem Tienden en Vroonschuld betaalen. Ook zou hy vryheid hebben, om, alomme in hun Land, gemeene wegen te mogen maakenGa naar voetnoot(i). Juist twee maanden laater, op den eenentwintigsten van Lentemaand, verzoenden zig die van Dregterland, insgelyks, met den Graave, die toen in den Haage was. Zy deeden gelyke beloften, met dit onderscheid nogtans, dat zy den Graave toestonden ‘niet alleen wegen; maar ook Burgten en Vesten in hun Land te mogen maaken, waar hy 't goedvondt.’Ga naar voetnoot(k). Misschien was het Slot te Medenblik toen nog niet gebouwd. Ten zelfden dage, gaf de Graaf ook eenige Keuren aan de Dregterlanders: en weinige dagen laaterGa naar voetnoot(8), verleende hy Stads Geregtigheid en tolvryheid aan die van MedenblikGa naar voetnoot(l). Omtrent deezen tyd, schynt Graaf Floris ook te Medenblik geld geslaagen te hebben, waarvan nog Penningen voor handen zynGa naar voetnoot(m). De Graaven hadden egter, al veel vroeger, in Holland, gemunt. In de oudste Handvesten van HaarlemGa naar voetnoot(n), DordrechtGa naar voetnoot(o), | |
[pagina 46]
| |
en AlkmaarGa naar voetnoot(p), leest men van Ponden en Schellingen Hollandsch, gelyk in dat van MedenblikGa naar voetnoot(q), van Hollandsche munt. En op de overgebleeven' Graaflyke munten van Willem den I. en Willem den II, vindt men deezen laatsten naam reedsGa naar voetnoot(r). Graaf Floris schynt, kort na het bedwingen der Westfriezen, de verspreide Westfriesche Dorpen, door bekwaame Wegen, aan malkanderen gehegt te hebben. Zeker is 't, dat hy een' Weg van Vroone naar Alkmaar gelegd heeftGa naar voetnoot(s): veelligt ook den Huigendyk, van omtrent Ouddorp tot aan Rustenburg; alzo dezelve, in den jaare 1326, reeds verscheiden' jaaren oud wasGa naar voetnoot(t). Oude Schryvers verhaalen, dat Floris de V, na 't bedwingen der Westfriezen, over de Zuiderzee, getoogen, en door die van Staveren, voor Heere aangenomen isGa naar voetnoot(u). Zelfs heeft men nog een Afschrift van Handvesten, te Albrechtsberg, op den eersten van Grasmaand des jaars 1292, aan die van Staveren verleendGa naar voetnoot(v). Doch sommigen trekken deezen togt naar Staveren, en het verleenen deezer Handvesten, waarvan men by anderen geene melding vindt, in twyfelGa naar voetnoot(w). |
|